
Coxinga, een eigenwijze held met zeebenen.
Taiwan kent een aantal bezienswaardigheden die aan de Nederlandse aanwezigheid in de zeventiende eeuw herinneren, zoals het door de VOC gebouwde fort Zeelandia te Anping en het fort Providentia bij Tainan. Veel aandacht wordt hier echter niet geschonken aan de VOC, omdat er slechts belangstelling bestaat voor de nationale held: Zheng Chenggong, alias Coxinga (1624-1662), een fervent voorstander van de Ming-dynastie.
Coxinga landde in 1661 met een legermacht van 30.000 man op Taiwan en verdreef de Nederlanders van het eiland. Nog ieder jaar wordt dit felt op 29 april gevierd, evenals de Nederlandse overgave op 12 februari en Coxinga’s verjaardag op 27 augustus. Fort Providentia, dat ooit de naam Toren der Roodharige Barbaren droeg, heet tegenwoordig Chih Kan Tower, naar een bouwwerk dat er tijdens de Qing-periode bovenop werd gezet.
Tainan is de oudste stad op Taiwan en tevens de religieuze hoofdstad van het eiland. Gezien het felt dat Coxinga op Taiwan als een nationale held wordt vereerd, zat het niemand verbazen dat Tainan een ‘Coxinga-altaar’ kent. Het altaar werd in 1875 gebouwd tijdens de regering van de voorlaatste Qing-keizer. Dit was verwonderlijk, omdat Coxinga bekend stond als een aanhanger van de Ming-dynastie.
Een beeld van de held staat in de centrale hal en wordt omgeven door gedenkstenen ter nagedachtenis van 114 getrouwe officieren die met hem de oversteek naar Taiwan waagden. Ook staat er een altaar ter ere van zijn moeder. Niet ver van deze bezienswaardigheid staat nog een historisch object, namelijk de Confucius-tempel die in 1665 tijdens het regime van de zoon van Coxinga werd gebouwd.
Coxinga geldt in Taiwan als een junzi (‘gentleman’), die een stempel heeft gedrukt op de plaatselijke cultuur.
Door zijn overwinning op de VOC en zijn verzet tegen de uit Mantsjoerije afkomstige Qing-dynastie wordt Coxinga als een held vereerd. Sommige Taiwanezen schrijven hem zelfs een goddelijke afkomst toe.
Hij zou een afstammeling zijn van Mazu, de godin van de zee. In een aantal bekende Mazu-tempels, zoals die in Lu K’ang, is er dan ook een beeid van hem te vinden.
Hoewel hij in Taiwan de meeste populariteit geniet, is hij ook in China een nationale held. Coxinga wordt door de verovering van Taiwan als een symbool van Chinese eenheid gezien omdat hij China herenigd zou hebben. Om die reden wordt hij in communistisch China als anti-imperialistische held beschouwd.
Bovendien werd hij door zijn trouw aan de keizer door de leiders van de Qing-dynastie als een model van confucianistische waarden beschouwd.
Wat we van de persoon Coxinga weten, is dat hij in 1624 werd geboren als zoon van de omstreden figuur Zheng Zhilong en zijn Japanse vrouw. Nadat hij zijn eerste zeven levensjaren in Japan had doorgebracht, stuurde zijn vader hem naar China, zodat hij een goede confucianistische opvoeding zou krijgen. In 1644 betrad Zheng junior de keizerlijke school in Nanjing. Hij heette overigens toen nog Zheng Sen. Coxinga was de naam die de Nederlanders hem opplakten, een verbastering van de titel die hij jaren later zou verwerven: Kuo Hsing Yeh, ofwel ‘Heer met de keizerlijke achternaam’.
Aan het verkrijgen van deze naam gaat een roerige geschiedenis vooraf. De Ming-dynastie stond namelijk onder grote druk van de oprukkende Mantsjoes en binnenlandse roversbenden. Nadat de keizer zelfmoord had gepleegd, Peking gevallen was en het gros van de ministers was overgelopen, besloot een aantal prinsen om door te vechten. De prinsen werden hierbij gesteund door Zheng Zhilong, die zich ondertussen van piraat tot admiraal had opgewerkt.
De Zhengs werden door de andere mandarijnen met wantrouwen bekeken. Ze gedroegen zich niet als ministers en hielden hun legers en financiën buiten de bureaucratische controle. Vader en zoon Zheng waren inderdaad onorthodox. Hun machtsbasis lag niet alleen, zoals bij andere mandarijnen, in Peking, maar ook in de handel op zee. Hun verhouding met het hof was ook eerder een soort bondgenootschap dan dat zij in een ondergeschikte positie verkeerden.
Toen Nanjing in handen van de Qing was gevallen, verhuisde het hof naar Fuzhou, dat binnen het bestuursgebied van de familie Zheng lag. Hier verkreeg Zheng Sen van prins Tang de keizerlijke achternaam Chu alsmede een nieuwe voomaam, Chenggong (‘succes’). Aldus had hij nu twee namen: Zheng Sen of Chu Chenggong. Om de naamgeving nog verwarrender te maken, blijkt de historiografie van de Qing de namen door elkaar te hebben gehusseld tot de naam Zheng Chenggong.
Vóór zijn tocht naar Taiwan was er al veel gebeurd. Bij de val van het bestuurscentrum van zijn vader werd zijn moeder gedood. Ook bleek zijn vader niet de roekeloze held voor wie hij hem altijd had gehouden. Zheng Zhilong was namelijk onderhandelingen met de Qing-keizers aangegaan en vroeg zijn zoon de wapens neer te leggen. Waarschijnlijk heeft hij zich aan de nieuwe machthebbers overgegeven en was er niet echt sprake van verraad of overlopen zoals later vaak beweerd is. Wel heeft Zheng Zhilongs verraad bijgedragen aan de latere mystificatie van Coxinga als held.
Een schoolvoorbeeld van een Chinese held is de loyale minister die een gevallen dynastie trouw blijft. Coxinga moest kiezen tussen loyaliteit aan zijn vader of voor trouw aan de Ming-dynastie. Hij koos voor de verloren zaak van een van de troon gestoten dynastie. In 1659 belegerde Coxinga met zijn troepen Nanjing. In plaats van de stad in te nemen, besloot hij zijn verjaardag te vieren. Hierdoor gaf hij zijn tegenstanders de tijd om zijn troepen in de tang te nemen. De overtocht naar Taiwan was daarom eerder een vlucht dan een tactische manoeuvre.
Coxinga de Japanner
Een verdere mythologisering van Coxinga van vinden we bij het Japanse equivalent van Shakespeare, de toneelschrijver Chikamatsu Monzaemon (1653-1725). In zijn Veldslagen van Coxinga is de held een Japanner met de naam Watonai of Nishikawa. Net zoals de Chinese schrijvers zijn Japanse achtergrond proberen te verdoezelen, zo wordt Coxinga door Monzaemon van zijn Chinese nationaliteit ontdaan. Het verhaal speelt zich af in het door de Chinezen en de Mantsjoes verscheurde China. In zekere zin wordt hij beschreven als een reïncarnatie van de Japanse veldheer Hideyoshi (1536-1598), die in de zestiende eeuw Japan tot een eenheid smeedde.
Wat in werkelijkheid op een mislukking uitdraaide, Ioopt in het Japanse verhaal wel goed af. Watonai neemt Nanjing in en verdrijft de Mantsjoes uit China. China was herenigd en de Chinezen moesten Japan dus dankbaar zijn. Enkele personages, zoals de vader van Coxinga, worden trouwer aan de Ming-keizer afgeschilderd dan zij in werkelijkheid waren.
Waarschijnlijk sluit het personage Watonan wel aan bij het ideaal dat Coxinga zelf had willen zijn. Hij schijnt namelijk een enorme geldingsdrang gehad te hebben, die misschien het gevolg was van zun Japanse achtergrond. Hij was Japanner van geboorte en moest zich sinds zijn zevende zien te redden in een andere cultuur, waar de maritieme achtergrond van zijn familie eerder werd gevreesd dan gewaardeerd. Hij wilde bewijzen bij de Chinese samenleving te horen, alhoewel zijn loyaliteit tegenover de Ming-prinsen niet onvoorwaardelijk was.
Geen echte heldendood.
Wat zeker tot de mythologisering van Coxinga heeft bijgedragen, is dat hij niet lang van zijn overwinning op deVOC heeft kunnen genieten. In hetzelfde jaar (1662) dat gouverneur Coyett de overgave van Fort Zeelandia tekende, stierf Coxinga. Hij had toen nog plannen om de Mantsjoes uit China te verdrijven en zelfs de Filippijnen op de Spanjaarden buit te maken.
Voor de VOC, en zeker voor Coyett, was Coxinga allesbehalve een held. In Europa, en met name in Nederland, had men een geheel ander beeld van de man, namelijk dat van piraat, vrijbuiter, heiden en tiran. De Spaanse schrijver Fernando noemde hem zelfs de Atilla van het Oosten. Hoewel Coyett hem ook een heiden noemde, vinden we bij hem een genuanceerder beeld, namelijk dat van een waardige tegenstander. Voor Coyett was Coxinga zeker niet het militaire genie waarvoor hij later zou worden gehouden. Het had volgens Coyett niet zozeer aan de militaire capaciteiten van Coxinga gelegen dat Taiwan door de Ming-loyalisten werd veroverd, maar eerder aan het wanbeleid van zijn superieuren van de VOC in Batavia.
De Engelse East India Company noemde Coxinga steevast ‘King of Taiwan’. In de Engelse litaratuur van de eerste helft van de twintigste eeuw is hem dit koningschap onthouden en wordt hij in verschillende werken van de Spaanse en Nederlandse schrijvers piraat genoemd.
Voor Coxinga was de familie-eer belangrijker dan het bijeenhouden van zijn volgelingen. Toen het verhaal hem ter ore kwam dat zijn zoon Ching bij de min van zijn jongste broer een kind had verwekt, nam hij wel erg drastische maatregelen om deze in zijn ogen incestueuze daad te bestraffen. Orders werden uitgevaardigd om de min, de baby en zijn eigen vrouw, die de familiezaken kennelijk niet onder de duim had, te laten executeren. Eerder had hij op Amoy (het huidige Xiamen) ook al een oom uit de weg laten ruimen.
Door dit soort incidenten heerste er een opstandige sfeer onder zijn troepen in Fujian, wat Coxinga’s gezag danig ondermijnde. Voor zoon Ching liep de zaak trouwens beter af dan voor zijn vader. Volgens Qing-gezinde verhalen werd Coxinga gek van woede toen hij de berichten over de ondeugden van zijn zoon vernam. Hij zou toen zijn overleden nadat hij zich met een zwaard in het gezicht had gestoken of nadat hij zich in zijn vinger had gebeten.
Dit beeld van zijn dood is poëtischer dan wat uit bronnen, die Zheng welgezind zijn, is overgeleverd. Terwijl veel Europese bronnen het verhaal van een aan waanzin stervende, hevig schuimbekkende man min of meer van de Qing-schrijvers hadden overgenomen, zou hij volgens de Zheng-gezinde visie na een lang ziekbed zijn overleden. Tegenwoordig wordt aangenomen dat malaria de doodsoorzaak was.
Aan het hof van de Qing-keizers zou Coxinga tijdens zijn leven evenzeer voor piraat zijn uitgemaakt als bij de Europeanen. Na zijn dood was dat evenwel anders. De loyaliteit die Coxinga en zijn famille ten opzichte van de Ming-dynastie getoond hadden, werd door de Qing-keizers bijzonder gewaardeerd.
Coxinga had tijdens de gevechten geen veilig heenkomen gezocht, noch was hij, zoals veel intellectuelen, kruipend op zijn knieën komen bedelen om zijn positie te behouden. Daarom werden in 1700 de graven van Coxinga en zijn zoon in Nan An gerestaureerd en werd een tempel in hun nagedachtenis opgericht. In 1787 werd Coxinga door de Qing-keizers op de lijst van ‘pure en loyale historische ambtenaren’ geplaatst.
Loyaliteit is het centrale thema van de familiegeschiedenis van Coxinga. De ironie is namelijk dat de Qing-dynastie Taiwan nooit op zijn kleinzoon veroverd zou hebben zonder de hulp van twee van Coxinga’s afvallige officieren. Een daad van ultieme trouw bezegelde tot slot het einde van het Taiwanese koninkrijkje van de Zhengs. In Tainan staat namelijk nog het ‘Heiligdom van de Vijf Keizerlijke Concubines’ ter nagedachtenis van de bijvrouwen van een Ming-erfgenaam die bij de inname van Taiwan door de Mantsjoes collectief zelfmoord pleegden.
Michael den Hartog is momenteel bezig met zijn proefschrift over de economische groei in Taiwan aan de Universiteit van Utrecht en werkt voor Research Reports on Oriental and African Relations
Uit: China Nu, 21e jaargang, nr 3, 1996