De draak heeft zich in veel verschillende vormen en hoedanigheden gemanifesteerd aan het Chinese volk. Als brenger van regen en onweer werd hij vereerd en gevreesd op het platteland. De elite adopteerde het volkse vruchtbaarheidssymbool en maakte de draak tot een teken van de goddelijke macht van de keizer.
De eerste schriftelijke vermeldingen van draken zijn te vinden in de Vier Klassieken. Uit de Yijing, het Boek der Veranderingen, komt een beeld naar voren van de draak als een dier dat kan vliegen en dat leeft in het water. In de cryptische toelichting op de hexagrammen wordt de draak geassocieerd met voorspoed, maar ook met gevaar. Volgens de Shijing, het Boek der Oden, is de draak een van de vier heilige dieren, naast de eenhoorn, de feniks en de schildpad.
De draak begint pas goed vorm aan te nemen in de literatuur van de Han-dynastie. De Shuowenjiezi, een woordenboek uit 200 n.Chr., categoriseert de draak als een van de 369 soorten reptielen met schubben. De draak neemt wel een bijzondere plaats in onder de reptielen; het is het machtigste dier van zijn klasse. Draken zouden het vermogen hebben zich te transformeren van piepklein tot enorm groot. “De kleinste zijn niet groter dan een worm,” zo liet een kenner zich ontvallen, “de grootste vullen de hele hemel. Ze kunnen zich naar believen onzichtbaar maken en zijn ongekend sterk.”
De Bancaogangmu, een medisch handboek uit het eind van de zestiende eeuw, geeft een gedetailleerde beschrijving van de draak aan de hand van negen gelijkenissen. “De kop van de draak is als die van een kameel,” zo begint de opsomming, “hij heeft horens als een hert, de ogen van een haas, de oren van een stier, een nek als een slang, een buik als een reuzemossel, de schubben van een karper, klauwen als die van een adelaar en de poten van een tijger. Zijn rug is bedekt met 81 schubben (negen maal het geluksgetal negen) en bovenop zijn kop zit een knobbel die chimu heet. Als een draak geen chimu heeft, kan hij niet vliegen. Aan beide zijden van zijn bek hangen snorharen en onderaan zijn kin een lange baard. Hij is doof. Zijn adem komt uit zijn bek in de vorm van een wolk. Soms verandert zijn adem in water, soms in vuur. Zijn roep klinkt als een koperen gong. Hij eet het vlees van zwaluwen. Dat is de reden waarom mensen zwaluwen in het water gooien als ze om regen bidden.”
Hemelse draak
Met het verstrijken van de tijd begonnen de auteurs die schreven over draken steeds verdergaande beweringen aan te dragen. Een auteur beweerde zelfs dat draken de voorlopers waren van alle dieren. Bij het uitkomen van de Bancaogangmu waren er vele soorten draken geïdentificeerd die slechts op kleine punten van elkaar afweken. Iedere soort had zijn eigen habitat en vervulde een eigen functie. Er was een hemelse draak die de hemel stutte, een regenbrengende, goddelijke draak, een draak die de schatten bewaakte die onder de grond waren verborgen, een kronkelende draak die de doorstroming van de rivieren veiligstelde, een gehoornde draak, een gevleugelde draak, een gele draak en draken in alle andere kleuren van de regenboog.
Ook kwamen er geleidelijk aan meer meer verhalen over het paargedrag en de voortplanting van draken. Draken werden geboren uit eieren. Die eieren kon men vinden in de bergen of aan de oever van een rivier. Bij het uitkomen van het ei brak de schaal open en glibberde er een klein, slangachtig wezentje de vrijheid tegemoet. Op dat moment brak altijd een verschrikkelijk onweer los waarbij hevige regenbuien gepaard gingen met luide donderslagen en een harde wind die plotseling opstak. Het jonge draakje groeide maar langzaam. Na vijfhonderd jaar begon de slang iets op een echte draak te lijken, na duizend jaar kreeg hij vleugels, maar het duurde nog vijfhonderd jaar voor een draak echt volgroeid was. Draken namen bij het paren de vorm aan van een slang, tenminste, als ze een andere draak als partner namen. Een tekst uit de twaalfde eeuw brengt het vreemde verhaal dat “als een draak paart met een schildpad, wordt er een schildpad geboren, als hij paart met een fazant, dan komt er een mossel ter wereld.”
Regenbrenger
Uit de voorgaande beschrijvingen blijkt wel dat de draak een nauwe band had met het water. Rivieren, putten en vijvers waren de favoriete habitat van de draak, zijn eieren werden gevonden op rivieroevers en hij overwinterde bij voorkeur in de modder, vlak naast of in het water.
Maar de band van de draak met het water ging verder dan een oppervlakkige gelijkenis met de krokodil. De draak is in heel China door de eeuwen heen vereerd als een regenbrenger. Sinds de oertijd figureert hij als het meest potente vruchtbaarheidssymbool. Hij symboliseerde de regen die de gewassen deed groeien op het land. In de lente ontwaakte de draak uit zijn winterslaap. Zijn ontwaken viel samen met de komst van de regen die de droge velden bevloeide. Als een draak het luchtruim koos, pakten wolken zich samen aan de hemel, barstte het onweer los en bevruchtte de regen het land. In tijden van droogte aanbaden de boeren de draak en vroegen ze hem om regen. Als overstromingen het land teisterden, werd de draak vervloekt en werd er panisch gezocht naar een reden of persoon die verantwoordelijk was voor het wekken van de draak en daarmee voor de overmatige regenval.
Bleven de noodzakelijke regens uit, dan werd geen methode onbenut gelaten om de draak te wekken. In regenceremoniën en rituelen werd geprobeerd de draak aan te roepen door uren- of zelfs dagenlang zijn naam te reciteren. Men haastte zich naar een tempel of naar de oever van een rivier of een meer om offers te brengen en de draak gunstig te stemmen.
Een populaire methode om regen af te smeken was het ronddragen van drakebeelden van klei. In een boeddhistische regencere- monie vormde een groot aantal kleine beeldjes de entourage voor een manshoog beeld dat werd opgericht op de open plaats voor een tempel. Andere beeldjes werden met water besprenkeld en in de rivier gegooid.
Als de draak geen gehoor gaf aan de lamentaties van de mensen, zat er nog maar één ding op. Op het niet opvolgen van orders stond geseling als straf. Menig dorpshoofd aarzelde niet om een drakebeeld een goede afstraffing te geven bij het uitblijven van regen of om een beeld in de volle zon te zetten tot de kop barstte door de hitte.
Drakenwinden
De draak was niet alleen een graag geziene gast die regen bracht of een onwillige klant bij het uitblijven van regen, hij kon ook een pest zijn door overstromingen en zwaar onweer te veroorzaken.
Vooral rode en zwarte draken werden in dit opzicht gevreesd. De verhalen van draken die overstromingen veroorzaken, zijn legio in de literatuur.
Tijdens de Song-dynastie werd er een zwarte draak gezien boven de hoofdstad.
Het daarop volgende jaar werden 24 districten getroffen door een verwoestende overstroming. Alle dorpen in het gebied werden met de grond gelijk gemaakt door de kracht van het water. Een ouder verhaal vertelt hoe in het jaar 973 een draak ontsnapte uit een put. De slagregens die volgden waren zo zwaar dat alles en iedereen werd weggespoeld door het water. Minder dan een jaar later werd de toren van een kasteel getroffen door de bliksem. Tot hun grote schrik zagen de bewoners van het kasteel vlak daarna dat een draakachtig wezen zich krampachtig had vastgegrepen aan een van de pilaren. De volgende dag werden er 36 klauwsporen gevonden op de muur van het kasteel.
De meest vernietigende onweersbuien waren het gevolg van luchtgevechten tussen rode en zwarte draken. Als de goede draak won, luwde het onweer vrijwel onmiddellijk. Een overwinning van een slechte draak betekende aanhoudende slagregens en meer misère. In de vorm van tornado’s en tyfoons leidde de regenbrengende draak een eigen leven. Wervelwinden werden vaak longfeng of drakenwind genoemd, omdat ze gezien werden als draken die zich met groot machtsvertoon van de aarde verhieven waarbij ze bomen ontwortelden en mensen en losse voorwerpen met zich mee de lucht in zogen. Vulkanische gaten in de grond waaruit stoom opsteeg, gaven de plaats aan waar draken gelegen hadden voor ze het luchtruim kozen.
Overal in China zijn tempels gesticht die gewijd zijn aan drakengoden. Een deel van die tempels is gewijd aan draken die in tijden van droogte worden aangeroepen om regen te brengen. Andere tempeis, met name gesitueerd aan de oevers van rivieren en meren, zijn gewijd aan drakengoden die als beschermgod van een bepaalde watermassa optreden. Die tempels zijn en waren in gebruik bij vissers, schippers en reizigers. In deze tempels kan worden gebeden voor een behouden vaart, een goede vangst of een veilige overtocht.
De centrale overheid heeft al vanaf een heel vroeg moment het vereren van draken willen reguleren door de goden te depersonifiëren. Het volksgeloof werd door veel literaten gezien als achterlijk bijgeloof. Verering van meer dan de hemel, aarde en voorouders was niet welkom. Drakengoden en beschermheiligen van beide seksen kregen van de overheid een neutrale titel als koning of god toegewezen, waaruit niet langer hun dierlijke of menselijke herkomst bleek. Dat de volkse drakengoden niet geliefd waren bij de overheid, is niet zo verwonderlijk. Volgens de officiële doctrine was er één draak boven draken. En dat was de Keizer.
Zoon van een draak.
De vijf-klauwige draak werd officieel het symbool van de keizer in de regeringsperiode van de eerste keizer van de Han-dynastie, keizer Gaozu (206 v.Chr.).
Honderden jaren daarvoor is de draak al te vinden op de ceremoniële bronzen voorwerpen van de koningen uit de Zhou-dynastie en zelfs de heersers van de Xia lieten al draken op hun ambtsgewaden borduren. Toen echter was de draak nog niet veel meer dan een van de vele symbolen die de verhevenheid van de heersers aangaven. Het gebruik van de afbeelding van de draak was nog niet voorbehouden aan de top van de heersende elite.
Vanaf de Han-dynastie gaat de draak het verheven leiderschap en de autoriteit van de zoon van de hemel symboliseren.
Was de draak voor het volk een regenbrengend waterdier, het staatsapparaat perste hem in de vorm van een omnipotente bewoner van de hemel. De keizer, de representant van diezelfde hemel, heerste over de aarde vanaf zijn drakentroon. Zijn goddelijke status had hij te danken aan het mandaat van de hemel.
Maar niet alleen daaraan. De keizer was niet alleen de zoon van de hemel, hij was de zoon van een hemelse draak. Draken verschenen in de vertrekken van keizerinnen, omhelsden die keizerinnen en uit die omhelzing werd later een troonopvolger geboren. Tijdens de geboorte van de Tang-keizer Li Shimin werden twee draken gezien boven het paleis. Troonpretendenten deden hun uiterste best om iedereen duidelijk te maken dat zij de nazaten waren van draken. De verschijning van een draak was het bewijs van de goddelijke afstamming van de keizer en daarmee een bewijs van de autoriteit van de keizer en van zijn recht het immense Chinese rijk te besturen.
De mythe van de keizer die zijn autoriteit ontleent uit zijn bovennatuurlijke afkomst van draken was zo krachtig, dat zelfs de leiders van niet-Chinese volken hun heerschappij op deze manier legitimeerden, zeker als zij delen van het Chinese rijk veroverden en de noodzaak groot was hun macht te legitimeren op een Chinese manier. Toen de Weikoningen hun heerschappij hadden gevestigd over China, droomde een koningin dat zij werd achtervolgd door de zon.
Angstig verborg zij zich onder haar bed.
De zon veranderde in een draak die zich om haar heen krulde. Uit deze paring werd de troonopvolger geboren.
De verschijning van een draak in het paleis kon ook naderend onheil inluiden.
Wang Yejun, de leider van het Min-rijk in de kustprovincie Fujian, zag een rode draak in zijn kamer vlak voordat hij werd vermoord in 935. Drie jaar later, toen de legers van deze opstandige provincie op het punt stonden vernietigd te worden door de keizerlijke troepen, verscheen de draak opnieuw in het paleis. Ook draken die verschenen op de verkeerde tijd en verkeerde plaats, werden gezien als een teken van naderend onheil voor de heerser. Als een draak verscheen in een waterput werd dat geïnterpreteerd als een teken dat de keizer zijn leenvorsten onderdrukte: een vorstelijk dier opgesloten op een benauwde plaats. Een draak die geboren werd in het huis van een gewoon gezin, was met zekerheid een aankondiging voor de val van een keizer. Het betekende dat de keizer snel de status van een gewoon mens zou krijgen.
Dier of niet
Zo werd de draak het symbool van het Chinese keizerrijk. De bevolking aanbad de draak als regenbrenger, de elite adopteerde het volkse vruchtbaarheidssymbool als legitimatie en als teken van de goddelijke macht van de keizer. In de eerste eeuw n.Chr, schreef de tegendraadse filosoof Wang Chong een aantal essays waarin hij het bijgeloof van zijn tijdgenoten aan de kaak stelde. In het hoofdstuk over draken rekent hij af met het idee dat de draak een hemelse afkomst zou hebben. Volgens Wang Chong zijn draken gewone dieren die in het water leven en daarom verwant zijn aan vissen en schildpadden. Ze kunnen niet vliegen, hebben geen bovennatuurlijke krachten en hebben niets te maken met de hemel. Sterker nog, in oude teksten valt te lezen dat draken in de oudheid gevangen en zelfs opgegeten werden. De gave van draken om zich onzichtbaar te maken in het water was niet opmerkelijker dan de gave van papegaaien om te kunnen praten.
Veel invloed had hij niet met zijn zienswijze. De mythe van de draak had inmiddels vaste vorm aangenomen in het Chinese denken. Ook Wang zelf geloofde in hun bestaan, misschien niet als goddelijk wezen, maar zeker wel als sterfelijk dier.
In mei 1931 schreef een verontruste ambtenaar een verzoek aan zijn meerderen om een offer te mogen brengen aan een draak. Sinds enkele weken eerder een geschubde draak met horens was gezien op een zijtak van de Han-rivier, was de provincie getroffen door zware overstromingen. De ambtenaar had het tweeduizend jaar oude Boek der Oorkonden erop nageslagen en was tot de conclusie gekomen dat er niets anders opzat dan een passend offer te brengen. De calamiteiten zouden naar zijn mening anders aanhouden.
Misschien had Wang Chong het wel bij het verkeerde eind. De draak heeft alle revoluties en veranderingen in de Chinese geschiedenis overleefd. Tot op de dag van vandaag leven draken voort, als kunstmotief, als onderwerp van volkslegenden en als goden op het platteland. Een draak sterft immers niet. Hij legt zich hoogstens te rusten in de winter, om in de lente weer te ontwaken.
Aanbevolen fiteratuur: Dr. M.W. de Visser, The Dragon in China and Japan, Amsterdam: Johannes Müller, 1913.
Uit: China Nu, jaargang 20, nr 4, 1995