Het leven van de dichteres Li Qingzhao (1084-1155?).
Li Qingzhao leefde tijdens de Song-dynastie (960-1279) en is een van de bekendste dichteressen uit de Chinese geschiedenis. Wat we over haar levensloop weten, is grotendeels afkomstig uit haar nawoord op de Jinshi Lu. Zij beschrijft hierin wat er gebeurde met de kunstverzameling van haar en haar man, die in hun leven een prominente plaats innam.
Van het werk van Li Qingzhao (1084-ca.1155) is betrekkelijk weinig bewaard gebleven: een brief, drie prozateksten, een vijftiental gedichten (shi) en 44 lieddichten (ci). Het is bekend dat zij veel meer geschreven heeft, maar dit materiaal is verloren gegaan.
Li is vooral bekend geworden door haar lieddichten (ci). Deze dichtvorm ontstond in de Tang-dynastie. Ci-gedichten werden geschreven volgens een bestaand metrum, dat afkomstig was uit de volksmuziek. Ze hadden zelden een titel. In plaats daarvan werd steeds de naam van de gebruikte melodie aangegeven.
Li Qingzhao geeft in haar ci-gedichten uitdrukking aan haar gevoelens en bekommernissen. De teksten zijn hierdoor sterk lyrisch van aard en weerspiegelen het gemoed van de dichteres in verschillende fasen van haar leven. Haar meesterschap als dichter toont zich in de (schijnbare) eenvoud van haar teksten. Zij drukt zich uit in eenvoudige taal, maar tegelijkertijd volgt zij strenge regels voor toonwisseling. Deze twee gegevens – haar kunstzinnigheid en het feit dat in haar teksten de gevoelens van een vrouw door een vrouw zèlf beschreven worden – hebben de bewondering en belangstelling voor haar werk levend gehouden.
Wat we over haar levensloop weten, is grotendeels afkomstig uit het nawoord dat zij schreef op de Jinshi Lu. Hierin beschrijft zij wat er gebeurde met de verzameling antiek van haar echtgenoot en zij lardeert dit relaas met autobiografische gegevens. Het merendeel van haar gedichten is ongedateerd. Ze kunnen slechts in haar levensverhaal ingepast worden aan de hand van de inhoud.
Een uitje op het meer
Li Qingzhao groeide op in een kunstzinnige omgeving. Haar vader, Li Gefei, was een literaat van naam. Hij stamde uit een familie van literaten uit de omgeving van Ji’nan (het huidige Shandong). Tijdens de jeugd van zijn kinderen bekleedde hij een hoge positie aan het keizerlijk hof. Li’s moeder, geboren Wang, kwam ook uit een literatenfamilie en was bedreven in de kalligrafie en de schrijfkunst.
Het is niet precies bekend hoe groot de familie was, maar Li Qingzhao had nog enkele zusters en in ieder geval één broer.
Samen met hen leerde zij kalligraferen en kreeg zij onderricht in de klassieke literatuur en de muziek.
Terwijl de vader meestal in de hoofdstad Kaifeng was, bracht de familie een goed deel van de tijd door in de omgeving van Ji’nan. De meisjes en vrouwen mochten alleen naar buiten op familie-uitjes in het bijzijn van de vader. Het onderstaande gedicht beschrijft de thuiskomst na een tocht op het Taiming-meer:
Op de wijze van Yuan Wangsun
Over het meer komt de wind aanjagen
en rimpelt golven over het weidse watervlak.
De herfst loopt reeds ten einde,
spaarzaam rood, weinig geuren.
Waterfonkeling en heuvelkleuren
zoeken genegenheid bij de mensen.
In beschrijving onuitputtelijk
het oneindig aantal fraaiheden.Reeds zijn de lotuszaden rijp,
leliebladeren oud geworden.
Fris-heldere dauw wast schoon
bloesemend kroos en oevergras.
Ze draaien hun kopjes niet om
de meeuwen en zilverreigers, sluimerend op het strand
– alsof het ook hen mishaagt
dat de mensen alweer zo vroeg huiswaarts gaan.
Jongeman
Uiteraard zochten haar ouders voor Li Qingzhao een echtgenoot uit hun eigen kringen. Ze vonden die bij de Zhao-clan, een familie uit dezelfde streek. De jongeman, Zhao Mingcheng, was student aan de Keizerlijke Academie.
Toen zij haar intrede deed in het huishouden van de familie van haar man was zij zeventien jaar oud, haar echtgenoot twintig. Qingzhao trof het goed: hun beider belangstelling kwam goed overeen. Zhao Mingcheng was toen al een verwoed verzamelaar van kunstvoorwerpen en van afdrukken van oude, in steen of brons gegraveerde teksten (rubbings).
Door haar opvoeding deelde zij dit enthousiasme. Haar literaire belangstelling viel zeker ook bij haar nieuwe ouders in de smaak, daar die hun zoon stimuleerde bij zijn studie. Toen hij zijn studie voltooide, woonden ze in de hoofdstad.
Op de wijze van Jian Zi Mulan Hua
Uit de mand van de bloemenventer
heb ik een takje lente gekocht
dat op het punt staat te gaan bloeien.
Gekleurd door traantjes, fijn en gelijkmatig
dragen ze nog de sporen
van de dauw en de roze wolken van de dageraad.
Bang dat bij hem het idee zal opkomen
dat mijn nederig aangezicht zo mooi niet is
als dat van deze bloempjes,
Zet ik ze met een haarspeld schuin in m’n wolkend kapsel vast.
Gewoon, omdat ik wil dat hij
de vergelijking maken kan, meteen als hij het ziet.
Eenzaam wachten
Aan de periode van samenzijn kwam een einde toen haar echtgenoot zijn examengraad behaalde en kort daarop zijn eerste ambten bekleedde. Dit waren bestuurlijke ambten in de provincie. Hierdoor was hij lange perioden van huis. Zij bleef alleen achter bij zijn familie.
Zonder de nabijheid van haar echtgenoot ging de tijd traag voorbij. Het gevoel van eenzaam wachten dat nu haar dagen vulde, vormt het onderwerp van een aanzienlijk aantal van haar gedichten. Li gebruikt allerlei beelden om het uit te drukken: zij zit op haar kamer en ziet hoe in het voorjaar in de schaduw van de binnenplaats de bloemen gaan bloeien en weer verwelken, en hierin ziet zij de kortstondigheid van de bloei van haar eigen leven. Soms ziet ze een vlucht wilde ganzen, die tegen de hemel een bericht lijken te schrijven: nieuws van een goede bekende? Om haar verdriet te vergeten drinkt zij rijstwijn, maar als haar roes ten einde is, voelt zij nog steeds de weemoed.
Op de wijze van Yi Jian Mei
Slechts vaag rest nog de geur der roze lotusstengels
en herfstig voelt de jade-bleke mat
wanneer ik, gelaten, m’n fijn zijden kleed afleg
en aan boord ga van de orchideeënschuit- alleen.
Wie komt mij uit de wolken
een brief brengen op brokaat geschreven?
Wanneer de ganzenformatie zich aftekent tegen de lucht
staat de maan vol in de westelijke toren.Bloesemblaadjes dwarrelen neer, water stroomt:
dit ligt besloten in hun natuur.
Eén zelfde gedachte van wederzijds verlangen,
op twee plaatsen verdriet gesleten in ijdel verpozen.
Deze gevoelens, ze zijn op geen enkele manier te verdrijven
nog maar net zijn ze van de wenkbrauwen afgegleden
of ze wellen weer op in het hart.
Af en toe keerde haar man voor korte tijd terug en kreeg haar leven meer kleur. In zijn gezelschap maakte zij uitstapjes en nam zij deel aan het openbare leven.
Intussen bleef de verzameling een belangrijke plaats innemen. Wat overbleef van zijn inkomen, besteedde haar echtgenoot aan de aanschaf van nieuwe aanwinsten, en de collectie groeide steeds verder.
Verdenking
Enkele jaren later overleed Li’s schoonvader. Zijn politieke tegenstanders grepen de gelegenheid om hem te belasteren en sponnen postuum een proces tegen hem aan. Na vier maanden werd de verdenking uiteindelijk ingetrokken.
Gegriefd en vervuld van afschuw besloot Mingcheng het openbare leven de rug toe te keren. Het echtpaar vestigde zich in zijn geboortestreek.
Ruim tien jaar bleven ze in afzondering wonen. Ze verkeerden in goeden doen en de verzameling nam nu meer dan ooit een centrale plaats in hun leven in.
Ze besteedden veel aandacht aan het conserveren van de boekwerken, schilderprenten en kalligrafieën. Ze brachten samen de verzameling van rubbings in kaart: ze beoordeelden de stukken op hun authenticiteit, beschreven ze, en namen de geselecteerde rubbings op in een verzamelband. Geleidelijk ontstond zo de Jinshi Lu, de ‘Beschrijving van bronzen en stenen’. Het werd de belangrijkste studie van dergelijk materiaal die tot op dat moment verschenen was.
Ook de produktie van lieddichten stond niet stil en Qingzhao’s meesterschap groeide. Een van haar geliefde beelden was dat van bloesems. Vooral de pruimenbloesems waren haar dierbaar. Die trotseerden de kou van van het vroege voorjaar, maar één regenbui was genoeg om ze te verwoesten. Ze stonden symbool voor haar eigen bestaan: zolang het kon, moest ze met volle teugen van het leven genieten.
Op de wijze van Yujia Jiao
Temidden van de sneeuw weet ik reeds:
de lente is werkelijk aangebroken.
De koude trotserend prijken pruimenbloesems
aan de bemarmerde twijgen, vol pracht.
De geur-gezichtjes half ontloken,
bekoorlijk teer en gracieus.
In de binnenhof
een dame, blank als jade, die naar buiten komt na een bad,
nieuw opgemaakt en fris gewassen.Het zou kunnen, dat de Scheppende Kracht
een speciale genegenheid voor haar koestert
en opzettelijk de held’re maan heeft opgedragen
de aarde in haar teder schijnsel te huilen.
Laat ons dit samen bewonderen, met een gulden drinknap
gevuld met rijstewijn.
Drink het in,
en sla deze dronk niet af vanwege de roes waarin je zal geraken:
deze bloem laat zich met geen andere vergelijken.
Omstreeks 1120 aanvaardde Li’s echtgenoot weer een openbaar ambt. Hij werd achtereenvolgens prefect van Laizhou en van Zizhou, en Li Qingzhao volgde haar man.
Karrevrachten
In de volgende jaren belaagden de Mongolen het Chinese rijk. In 1127 viel de hoofdstad Kaifeng. De gehele keizerlijke hofhouding werd gevangenen genomen en het noordelijke deel van het Song-rijk was bezet.
De ontreddering van Li’s echtgenoot was groot. Het eerst dacht hij aan hun verzameling:
“Wanhopig keek hij om zich heen, totaal ontredderd. De volgepakte koffers en tot de rand toe gevulde kisten. Hij was radeloos en raakte van een grote droefheid vervuld, omdat hij wist, dat al deze voorwerpen niet langer de zijne zouden zijn.”
Ze vluchtten naar het zuiden. Na een strenge selectie namen ze uiteindelijk vijftien karrevrachten van hun verzameling mee. Het overgrote deel bleef achter. Later ging dit verloren tijdens de belegering van de stad.
In het zuiden werd het gezag van de Song-dynastie provisorisch hersteld. Li Qingzhao’s echtgenoot werd benoemd tot prefect van Jiankang (Nanking), maar werd na korte tijd weer van zijn ambt ontheven. Kort daarna overleed hij.
Omzwervingen
De vlucht naar het zuiden had haar leven al ontwricht en nu, met de dood van haar man, was ze ook de spil van haar leven kwijt. Er brak een periode van omzwervingen aan. Ze sloot zich aan bij haar jongere broer Li Hang, in het gevolg van de keizer. Achtervolgd door de noordelijke bezetters vluchtte deze van de ene stad naar de andere. Tijdens deze omzwervingen ging ook het laatste deel van de collectie verloren.
In 1131 werd Hangzhou tot tijdelijke hoofdstad uitgeroepen. Li vestigde zich hier en sleet er het laatste deel van haar leven.
In teksten uit deze periode beschrijft ze de droefheid die haar kwelt na het verlies van haar man. Ze schetst hoe ze verteerd wordt door haar verdriet: ze slaapt slecht en staat pas op als de zon hoog aan de hemel staat; ze voelt zich moe en lusteloos en wordt nalatig; waarom zou ze de rolgordijnen van haar vertrek nog ophalen – om zichzelf te kwellen?
Op de wijze van Gu Yan’r
Rotan bed, papieren scherm
ochtendsluimering, ik sta op.
In woorden is niet uit te drukken
hoe onzalig ik mij voel.
De wierooksliert is opgehouden te kringelen,
de jaden vuurschaal koud geworden,
een deelgenoot van mijn gevoelens
die zijn als water.
Een fluit klinkt, drie maal de wijs herhalend.
Bloesemhart verschrikt, gebroken,
hoeveel gevoelens van wrok kent men om de lente?Lichte bries en miezerende regen ruisen, druisen,
en dringen neer in duizend banen tranen tranen tranen.
Hij is weg, hij die de fluit speelde,
het jaden vertrek leeg,
m’n ingewand gebroken
– bij wie vind ik nog steun?
Eén takje heb ik geplukt,
maar noch onder de mensen, noch in de hemel
is er iemand, die het hem brengen kan.
Informatie over de laatste vijfentwintig jaar van Li’s leven is schaars. Ze lijkt steeds in Hangzhou te zijn gebleven en contacten te hebben onderhouden met hofkringen. Het jaar waarin ze stierf is niet precies bekend, maar ligt tussen 1151 en 1157. Vermoedelijk was het 1155.
Tekst: Sander Hendriks
Foto’s: Huub Gulickx
Uit: China nu, jaargang 19, nr 2, 1994