Zoals de maan door de eeuwen heen altijd al tot de verbeelding van de Europeanen sprak, zo deed zij dat ook bij de Chinezen. Alleen op welke manier?
Toen Neil Armstrong in 1969 op de maan stapte, sprak hij zijn legendarische woorden dat het maar een kleine stap voor een mens was, maar een grote sprong voor de mensheid. Het was vanaf dat moment voor de mensheid ook meteen duidelijk dat de maan niet van kaas gemaakt was. Tevens was er een einde gemaakt aan het verhaal van het mannetje op de maan, want dat bleek er niet te wonen. Voor de oppervlakkige toeschouwer bleek de maan niet veel meer dan een hoop rotsen en kraters. Toch jammer eigenlijk, want die verhaaltjes waren leuker dan de werkelijkheid; zeg nou zelf.
Voor de Chinezen moet het ook wel een schok zijn geweest, want ook zij hebben zo hun opvattingen over wat de maan is en wie erop woont. De maan wordt door de Chinezen beschouwd als behorend tot Yin, het vrouwelijke, passieve en koude van de twee primaire principes Yin en Yang. Een dier dat zijn ontstaan volledig te danken heeft aan de essentie van de maan is de haas. De geleerde Zhang Hua schreef in de Annalen van de Tienduizend Dingen dat de haas al in verwachting raakt door het kijken naar de maan alleen. Eén van de vele bewoners van de maan is overigens een haas.
Hoe deze daar nu verzeild is geraakt, wordt verteld in een boeddhistische legende.
De haas zou zichzelf hebben geofferd aan Boeddha door als een lekker hapje op een hoop droog gras te gaan liggen. De haas werd hiervoor beloond met een verhuizing naar de maan.
Het is maar wat je beloning noemt. Hoe dan ook, sinds die tijd is dit haasje op de maan, zittend onder een cassiaboom, bezig met het vermalen van kruiden in een vijzel voor de bereiding van het lapus philosophorum, ofwel het levenselixer.
Een andere, belangrijkere bewoonster van de maan is de maankoningin Chang’e. Zij is de vrouw van de vermaarde, maar zeer wrede boogschutter Hou Yi. Tijdens de regering van Keizer Ku, in 2436 voor Christus, rezen er op een dag negen zonnen aan de hemel die de aarde dreigden te verschroeien met hun verzengende stralen.
De keizer riep de hulp in van Hou Yi, die de zonnen een voor een afschoot, op een na natuurlijk. Na dit karwei was Hou Yi een beroemd man. Maar hij wilde meer, namelijk het eeuwige leven. Hij reisde ervoor naar de verre Kun Lun-bergen, naar de koningin van de Westelijke Hemel, die hem het levenselixer overhandigde.
Bij zijn thuiskomst besloot hij de eeuwigheid nog even uit te stellen en zich eerst ritueel te reinigen. Het levenselixer had hij op een tafel gezet. Toevallig kwam Chang’e langs. En, u raadt het al, zij dacht: “Hé, wat is dat voor lekkers?” en dronk alles lekker op. Net op dat moment kwam Hou Yi nog dampend van zijn bad de kamer binnenzetten en hij zag tot zijn ontzetting zijn eeuwige leven in de maag van zijn vrouw verdwijnen. Hij ontstak in een verschrikkelijke woede en zette de achtervolging in, terwijl hij haar met de dood bedreigde. In haar doodsangst vluchtte Chang’e snel weg. Ze rende en rende, totdat ze op de maan terechtkwam. Daar werd ze door de goden getransformeerd in een driepotige pad. Tot op de dag van vandaag woont zij op de maan. Op de vijftiende dag van de achtste maanmaand vieren de Chinezen haar verjaardag nog steeds door het eten van maan-cakejes.
Als u het nou voor het zeggen had, wat zat er dan op de maan? Een mannetje, een haas, de maankoningin of gewoon…
rotsen en kraters?
Peter Ho Kalligrafie door Sylvia Ho-Chang
Uit: China Nu, jaargang 19, nr 2, 1994