Guan Yu: van tragische held tot god

Angst voor rondwarende geestengeneraal

Tijdens zijn leven was Guan Yu, generaal tijdens de Han-dynastie (202 v.Chr. – 220 n. Chr.), een moedig strijder. Hij stierf in het harnas tijdens de strijd om de macht bij de val van de Han-dynastie. Maar toch duurde het nog ettelijke eeuwen voordat de angst van de mensen voor zijn rondwarende geest hem tot een held liet worden.

In veel culturen zijn de helden die het meest tot de verbeelding spreken vaak mannen of vrouwen die op tragische wijze om het leven gekomen zijn bij hun pogingen om bepaalde doeleinden te verwezenlijken. Succes en goed nieuws bieden nu eenmaal weinig stof tot vertellen.
In China is dat niet anders.
Neem nu het verhaal van de Drie Koninkrijken, over drie staatjes en hun heersers die elkaar ten tijde van de val van de Han-dynastie (Westelijke Han, 202 v. Chr.- 9 n. Chr. en Oostelijke Han, 25 n. Chr. 220 n. Chr.) de macht over geheel China betwistten. De helden van dit verhaal zijn de eerste heerser en zijn generaals van het Koninkrijk Shu, met name de drie gezworen broeders Liu Bei, Guan Yu en Zhang Fei en de geslepen strateeg Zhuge Liang. Ondanks hun heldenmoed en briljante strategische concepten, zouden zij de strijd als eersten verliezen.

Prototype
Het verhaal van de Drie Koninkrijken is reeds lang een van de meest populaire verhalentradities en dient vaak als stof voor Chinese opera, marionetten- en schaduwpoppentheater, folklore, verhalenvertellers en romans. Een van de belangrijkste activiteiten van de hoofdrolspelers is de gewapende strijd, waarin de wendingen worden bepaald door moed en wapenkunst, maar ook door list en bedrog, chantage en naïviteit. Ook de helden van het Koninkrijk Shu staan hier niet boven. Toch is met name Guan Yu voor veel Chinezen ongetwijfeld nog steeds het prototype van de held: moedig, naïef, en vooral volledig loyaal aan zijn heerser en oudere gezworen broer Liu Bei.
Vanaf de late tiende eeuw is Guan Yu het middelpunt van een almaar groeiende religieuze cultus, een van de weinige cultussen buiten het boeddhisme en taoisme die over geheel China en onder alle lagen van de bevolking verspreid is.
De verleiding is groot om vervolgens te concluderen dat dit het noodzakelijke gevolg is van de populariteit van de bovengenoemde verhalentraditie en dit is zeker de gangbare opvatting. Zo’n opvatting kan echter niet verklaren waarom juist Guan Yu en niet andere figuren uit deze verhalentraditie het onderwerp van een cultus is geworden. Evenmin geeft zo’n opvatting antwoord op de vraag waarom helden uit andere, toch niet heel veel minder populaire, verhalentradities niet zijn vergoddelijkt en waarom zoveel helden god zijn geworden zonder het onderwerp van een verhalentraditie te zijn geweest.
Een nadere studie van de cultus van Guan Yu wijst dan ook op heel andere redenen voor zijn populariteit. Tijdens zijn leven heeft Guan Yu zich vooral onderscheiden als vechter en generaal in een buitengewoon woelige tijd rond de val van de Han. Uiteindelijk werd hij in 220 n. Chr. verslagen door een generaal van Sun Quan, de vorst van het koninkrijk Wu. Hij werd gevangen genomen en vervolgens onthoofd, waarna zijn hoofd naar de hoofdstad van het koninkrijk Wei werd gestuurd om daar door de vorst, Cao Cao, met inachtneming van alle rituelen, te worden begraven. Zijn romp echter werd zonder enig eerbetoon begraven in de prefectuur Jingzhou in de provincie Hubei.

 

Klooster van de Jaden Bron

Wij komen Guan Yu, nu als geest, pas vele eeuwen later weer tegen in een tekst uit 802 die een gebeurtenis beschrijft uit het jaar 591. In dat jaar zou zijn geest hebben geholpen bij het bouwrijp maken van een onherbergzame vallei voor de constructie van een boeddhistisch klooster (het Klooster van de Jaden Bron) in de buurt van zijn graf, althans het graf van zijn romp. Over het graf van zijn hoofd horen wij zelden meer. Uit deze tekst en andere vroege bronnen blijkt dat Guan Yu inmiddels al geruime tijd door de plaatselijke bevolking in de buurt van zijn graf in Jingzhou werd vereerd. Hij wordt in de vroege bronnen beschreven als een woeste krijger, die door zijn gewelddadige dood en het ontbreken van nageslacht (waardoor de juiste riten voor het overzetten van iemand naar het land der doden hem onthouden zijn) veel opgekropte levensenergie over heeft. Dit maakte hem gevaarlijk, maar, zolang hij maar offers kreeg, tevens buitengewoon geschikt als beschermer van de plaatselijke bevolking.
Uit de tekst uit 802, gevolgd door vele andere teksten over dezelfde gebeurtenis, blijkt dat de plaatselijke cultus door de monniken van het Klooster van de Jaden Bron geleidelijk is gedomesticeerd. Dit is interessant, omdat hij natuurlijk bepaald niet paste binnen de gangbare boeddhistische heilsverwachtingen.
Het feit dat de cultus niet verdween, ondanks concurrentie van het klooster, maar zelfs steeds populairder werd, geeft aan dat hij een aanzienlijke plaatselijke aanhang moet hebben genoten. De plaatselijke Guan Yu werd naar goed boeddhistisch gebruik een vegetariër, maar dit zou hij niet op nationaal niveau volhouden! Wij zien dat de monniken zich gedurende de elfde en twaalfde eeuw actief bemoeiden met het opvijzelen van de status van hun lokale cultus rond Guan Yu als een middel om het prestige van hun klooster op te vijzelen in de concurrentie met andere boeddhistische kloostercentra en om in hun onderhoud te voorzien (door meer aalmoezen en de komst van pelgrims). Vanuit het klooster zou de cultus zich vervolgens over Zuid-China verbreiden, maar de werkelijke grootschalige verbreiding van de cultus kwam vanuit een ander centrum, en wel de prefectuur Xie in Zuidwest-Shanxi. Dit centrum was nauw verbonden met het taoisme en met de beroemde Shanxikooplui.

Hongerige geesten

Een postume loopbaan als die van Guan Yu was geenszins ongewoon. Een aanzienlijk aantal, mogelijk zelfs het grootste deel van de Chinese goden, is begonnen als de hongerige geest van iemand die op niet-natuurlijke wijze is gestorven zonder de noodzakelijke begrafenisriten (de zogenaamde rites de passage). Daardoor zijn zij blijven steken op de grens tussen het land van de levenden en dat van de doden, hetgeen hen zeer gevaarlijk maakt. Om zich van dit gevaar te ontdoen, heeft men twee strategieën tot zijn beschikking: ofwel de geesten worden uitgedreven, ofwel zij worden ingeschakeld als beschermers van de plaatselijke gemeenschap. Dankzij hun speciale status kunnen zij namelijk dienen als communicatiekanaal naar de werelden der geesten en goden. Sommigen onder hen worden ingezet in de gewapende strijd tegen ander hongerige geesten, in de vorm van geestensoldaten. Van de hongerige geesten en notoire vechtersbazen hebben generaals als Guan Yu bij uitstek veel ongebruikte levensenergie, waardoor hun bedreiging des te groter is.
Aangezien zij echter ook hun potentiële nut hebben, worden zij vereerd door de plaatselijke bevolking en ingezet als demonenbestrijders door taoistische priesters. Wie wordt uitgedreven en wie wordt ingezet als lokale beschermer en geestensoldaat (of geestengeneraal), hangt geheel af van de plaatselijke omstandigheden.

Het bloed van Chiyou

Aan het begin van de elfde eeuw werd Guan Yu op zijn beurt ingezet door de dertigste Hemelse Meester, een van de hoogste rituele specialisten van die tijd en bekwaam in het uitdrijven van demonen. Hiertoe moeten wij weten dat Guan Yu oorspronkelijk afkomstig was uit de prefectuur Xie in Zuidwest-Shanxi. In deze prefectuur lagen zoutmeren waaruit zout gewonnen werd dat van groot belang was voor het dagelijks menu van talloze Chinezen. Bovendien was zout een zeer lucratief staatsmonopolie en droeg de winning van en handel in zout direct bij tot het welzijn van de staatskas.
Vanouds waren de zoutmeren in de prefectuur Xie gelieerd aan de mythische figuur van Chiyou. Ooit, vele, vele eeuwen geleden, had de Gele Keizer hem verslagen na een zware en bittere strijd.
Vervolgens had de Gele Keizer Chiyou beenderen en vlees gepekeld en daar waren de zoutmeren uit ontstaan. Van tijd tot tijd werden zij rood en de plaatselijke bevolking noemde de meren dan ook “het bloed van Chiyou”. Hij werd vereerd als heerser van de zoutmeren.
Toen echter in de vroege elfde eeuw overstromingen plaatsvonden, kwam de zoutwinning in gevaar, met alle gevolgen van dien. De overstromingen werden door de eerste minister geweten aan de woede van Chiyou over de stichting van plaatselijke tempels voor zijn erfvijand, de Gele Keizer. De keizer riep daarom de Hemelse Meester te hulp. Ongetwijfeld vanwege de specifieke locatie van het probleem, riep de Hemelse Meester Guan Yu op in zijn rol van plaatselijke held en geestengeneraal, samen met een gigantisch leger van geestensoldaten (eigenlijk hongerige geesten, maar ingezet in de goede strijd tegen andere demonen). Er vond een bloedige strijd plaats, die zeven dagen en nachten duurde. Gedurende dit gevecht mocht niemand binnen een straal van driehonderd Chinese mijlen rondom de zoutmeren vertoeven vanwege de door de strijd ontketende demonische krachten. Uiteindelijk werd Chiyou verslagen en ontstond in diens plaats een cultus voor Guan Yu.

Regengodheid
In hoeverre dit wonderverhaal alle gebeurtenissen dekt, is natuurlijk zeer de vraag. Een feit is dat het in vele versies is overgeleverd en het vormt in dit gebied nog steeds de basis van een zeer oude traditie van ritueel, exorcistisch theater.
Bovendien kan worden aangetoond dat het Guan Yu in de specifieke vorm van geestengeneraal (vaak specifiek als verdelger van Chiyou) is die gedurende de eerste eeuwen van de cultus als godheid over China verbreid is geraakt. Pas vanaf de Ming-dynastie (1368-1644) zou de literaire versie van de historische gebeurtenissen van de Drie Koninkrijken de cultus gaan beïnvloeden.
Dankzij zijn postume activiteiten als bedwinger van demonen werd Guan Yu een belangrijke landelijke godheid. In wezen was dit het gevolg van toevallige gebeurtenissen, die zeker niets met zijn intrinsieke heldhaftigheid als historische figuur te maken hadden. Dit geldt ook voor het vervolg van de cultus. Van een lokale godheid werd hij beschermheer van de Shanxi-handelaren, ondermeer in zout, die een van de twee belangrijkste groepen kooplui in het pre-moderne China vormden. Zij werden, met de taoistische priesters, belangrijke groepen in de verbreiding van de cultus.
Bepaald curieus is het feit dat Guan Yu al heel vroeg werd gezien als een regengodheid. Bij nadere beschouwing is dit echter minder vreemd. Ook Chiyou werden kwaliteiten als controle over de regen en uitdrijven van demonen toegeschreven, evenals de functie van algemene godheid over het martiale aspect.
Een mogelijke reden is dat droogte oorspronkelijk werd toegeschreven aan de activiteiten van specifieke demonen, zodat demonenbestrijders automatisch ook regen konden brengen. Bovendien lijkt Guan Yu de verjaardag van de regengod aan de middenloop van de Yangzi-rivier (dichtbij de prefectuur Jingzhou, waar ook zijn graf ligt en waar de eerste cultus voor hem begon) te hebben overgenomen, namelijk de dertiende dag van de vijfde maand. Zijn zwaard is de transformatie van een blauwgroene draak; zowel zwaarden als draken zijn nauw verbonden met de komst van regen. In de twintigsteeeuwse folklore wordt hij zelfs gezien als de reïncarnatie van een drakengod.

Specialistische functies

Vanwege zijn vermogen demonen te bestrijden, werd Guan Yu als godheid steeds populairder. Behalve dat hij de bevolking beschermde die bij zijn tempel hoorde, kreeg hij ook specialistische functies. Zo werd hij op een gegeven moment van de specifieke beschermgod van de Shanxi-kooplui uit zijn geboortestreek, steeds meer tot een god van de rijkdom voor iedereen.
Toen Guan Yu eenmaal een aanzienlijke populariteit had verworven, heeft met name de centrale overheid hem toegeëigend als godheid van het martiale aspect.
In het Westen en in geletterde Chinese kringen wordt hij hierom en vanwege zijn krijgshaftige prestaties in de verteltradities over de Drie Koninkrijken vooral als een oorlogsgod gezien. Dit heeft echter nooit grote ingang gevonden op plaatselijk niveau. Aan de andere kant wordt hij al gedurende de Ming-dynastie ook door de literaten vereerd als een beschermgodheid en is hij ook een belangrijke godheid in spiritistische cultussen (door middel van het schrijven met een planchette) van de geletterde bevolking. Volgens de historische bronnen werd hij namelijk geacht een belangrijke historische tekst (de Zuozhuan) uit het oude China te kunnen lezen. Dit maakte het ook voor mensen met een geletterde achtergrond mogelijk om deze zeer populaire godheid te vereren, zonder concessies aan de eigen, anti-martiale en anti-taoistische ideologie te hoeven doen.
Angst is dus een belangrijke emotie in de verering van Guan Yu, minstens even belangrijk als bewondering voor zijn activiteiten als generaal. Omdat Guan Yu door geweld was gestorven, zonder de vereiste rituelen was begraven en zijn lijk bovendien verdeeld werd over twee plaatsen, was hij bij uitstek een hongerige geest wiens levensenergie niet was uitgeput. Als wezen op de grens van het land der levenden en dat der doden, was hij toegankelijk voor de levenden en wegens zijn uitzonderlijke energie was hij in staat demonische wezens uit die grenswereld te bestrijden. Interessant is dat zijn demonische (als hongerige geest tegen andere hongerige geesten) achtergrond althans in de hagiografie in de loop der eeuwen naar de achtergrond verschoven is. Zo heeft zijn meer gecultiveerde karakter steeds meer aan kracht gewonnen.
Geweld maakt echter nog steeds een belangrijk deel uit van zijn aantrekkingskracht, naast de waarden van moed en loyaliteit. Juist de angst voor het (potentiële) geweld van Guan Yu is een centrale factor geweest in het ontstaan van zijn cultus.

Barend J. ter Haar

Uit: China Nu, jaargang 19, nr 3, 1994

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s