Hoe het karakter voor medemenselijkheid symbool kon komen te staan voor de corruptie in China.
“China heeft zo’n lange geschiedenis.., soms haat ik het uit de grond van mijn hart!”, zei een Chinese vriendin eens tegen me. Ze drukte het wellicht ongelukkig uit, maar toch bracht ze er een wezenlijk gevoel mee onder woorden waar veel jonge Chinezen heden ten dage mee worstelen. Het is enigszins bevreemdend om dit nu juist uit de mond van een Chinees te moeten horen, terwijl de Chinese geschiedenis en cultuur in het Westen zovelen heeft weten te bekoren.
Hoeveel westerlingen zijn niet in de ban geraakt van de mystiek en diepgang van de Chinese filosofie? Sommigen zouden er zelfs prompt taoist van worden.
Vanwaar dan die haat voor de eigen geschiedenis? Simpelweg omdat die geschiedenis tot in de kleinste hoeken en kieren van de Chinese cultuur heeft kunnen doordringen. Het resultaat daarvan is dat deze cultuur, naast haar voor sommige westerlingen zo bekoorlijke en frisse gezicht, ook nog een door de eeuwen getekende, minder fraaie zijde kent. Ironisch genoeg liggen deze gezichten soms over elkaar en wat voor een westerling als mysterieus en nieuw overkomt, kan voor een Chinees juist zijn kruis zijn.
Enfin, laat me dit wat verduidelijken. Een van de deugden waarop Confucius altijd zo heeft gehamerd om de relaties tussen mensen onderling te kunnen ordenen, is de medemenselijheid. Hij ging ervan uit dat een deugdelijk vorst uit zichzelf een deugdelijke regering zou aanstellen, die de deugd weer zou doen uitstralen naar het volk. Kortom, is de vorst medemenselijk, dan trekt hij medemenselijke ministers aan en dan zal het gepeupel zijn voorbeeld van medemenselijkheid volgen. Confucius geloofde in een regering van heren, niet in een regering van wetten. Het confucianisme betekent een volledig vertrouwen stellen in de regeerders en hun alle macht verlenen die ze bij de uitoefening van hun taak nodig hebben, zonder daar ooit vragen bij te stellen. Het is eigenlijk niet meer dan het geven van een portefeuille van enkele miljoenen aan een minister, en zeggen: “Hier, doe er maar mee wat je wilt, want ik vertrouw op je goede karakter.”
Ga ze dat maar in Italië vertellen!
De grootste fout die de Chinezen ooit in pofitiek opzicht hebben kunnen maken, is het verheffen van het confucianisme tot officiële staatsideologie.
Hiermee hebben ze een filosofie die in essentie moreel en menselijk is het terrein van de politiek binnengehaald en tevens de minst morele maar al te menselijke – dus corrupte regeringsvorm geschapen.
Iemand die al vroeg de zwakke kanten van het confucianisme heeft ingezien en deze fel heeft bekritiseerd, is de filosoof Han Feizi (1- 233 v. Chr.). Volgens hem kon een regering gebaseerd op deugden als medemenselijkheid nooit werken. Hij pleitte dan ook vurig voor de invoering van een wettenstelsel, waarmee controle uitgeoefend kon worden op zowel de heerser als de overheersten. In zijn ogen waren de confucianisten slechts een stelletje dromers en idioten en zou hun filosofie onvermijdelijk leiden tot corruptie binnen de ambtenarij. Zijn geschriften mogen dan ruim tweeduizend jaar oud zijn, maar zijn beschrijvingen van de politieke misstanden van zijn tijd zijn nog steeds schrijnend actueel. Is niet onder andere de strijd tegen corruptie nog steeds de aanleiding voor heel wat politiek tumult? Je kunt je afvragen hoe China er nu uit zou hebben gezien als Han Feizi niet tot zelfmoord was gedwongen en zijn filosofie aan het langste eind had getrokken.
Het karakter voor medemenselijkheid is opgebouwd uit een tweetje en een mens. Daarmee poogt het, op die onnavolgbare wijze van het Chinese schrift, weer te geven dat medemenselijkheid de relatie betreft tussen twee (of meer) mensen. Het is alleen zo wrang dat het tevens een symbool is geworden voor de werkelijkheid van kruiwagens en smeergeld, zonder welke de Chinese maatschappij niet lijkt te kunnen bestaan.
Peter Ho Kalligrafie door Sylvia Ho-Chang
Uit: China Nu, 19e jaargang, nr 3, 1994