Gewoonten en gebruiken onder vissers in de provincie Fujian.
Tot op de dag van vandaag voorziet de zee de mensen uit het zuiden van de provincie Fujian in hun levensonderhoud. Ondanks de technische vernieuwingen en de afkeurende houding van de overheid leven de traditionele vissersgebruiken hier nog steeds voort.
In het zuidoosten van China ligt de kustprovincie Fujian. Dankzij een natuurlijke barrière van rotsmassieven en de onverzettelijkheid van de bevolking, is het land van Min, zoals de provincie plaatselijk bekend staat, pas relatief laat in de geschiedenis onder controle gekomen van de Han-Chinese veroveraars uit het noorden. Fujian verschilt van de rest van China, maar ook binnen de provincie bestaan er grote culturele verschillen. Het zuiden van Fujian (Minnan) vormt een culturele eenheid met het noorden van Guangdong (tot aan de stad Chaozhou).
Mensen uit Minnan zijn trots op hun afkomst en velen voelen zich nog altijd op de eerste plaats Minnanees en pas dan Chinees. Ze spreken een eigen taal, het Hokkien, en hun leven wordt gedicteerd door gebruiken en gewoonten die uniek zijn voor de regio. Een voorbeeld: in Minnan gelooft men dat katten bijzondere krachten hebben. Het spreekt vanzelf dat met zulke krachten voorzichtig dient te worden omgegaan. Daarom worden dode katten niet begraven of verbrand, maar in een zak gestopt en opgehangen aan de tak van een boom zodat de dieren ook na hun dood geen onheil meer kunnen brengen. Katten staan dus niet op het menu van de echte Minnannees, evenmin als honden overigens. Sinds een buitengewoon trouwe viervoeter in een grijs verleden ooit het leven redde van zijn baasje, maar daarbij zelf verdronk, worden honden op passende wijze vereerd door de bevolking van Minnan. Hondenlijken worden in de rivier geworpen.
Maritieme zijderoute
Karakteristiek voor mensen uit Minnan is hun band met de zee. Een groot gedeelte van de bevolking was afhankelijk van de maritieme handel of visserij, of emigreerde overzee. Emigranten uit Minnan hebben een onuitwisbaar stempel gedrukt op de cultuur van Taiwan en de overzeese Chinese gemeenschappen in Thailand, Indonesië en de Filippijnen. Centrum van de handel was de havenstad Quanzhou, het eindpunt van de maritieme zijderoute. Op dit kruispunt van handelswegen en culturen ontmoetten kooplieden uit heel China concurrenten uit verschillende Arabische landen, India en de Indonesische archipel.
Reeds in 1049 werd hier de eerste moskee gebouwd. Misschien zijn die islamitische invloeden een verklaring voor het feit dat er in districten ten noorden en ten zuiden van Quanzhou relatief veel rundvlees wordt gegeten in plaats van varkensvlees, dat toch een van de hoofdbestanddelen van de traditionele Chinese maaltijd is.
Hoewel Marco Polo, die Quanzhou in 1292 bezocht, nog superlatieven tekort kwam om de pracht en praal van de stad te beschrijven, was het verval toen al ingetreden. Het dichtslibben van de haven was voor de stad Quanzhou een regelrechte ramp. Voor de inwoners van kustdorpen in de omgeving waren de gevolgen minder desastreus. Tot op de dag van vandaag voorzien zij in hun levensonderhoud door middel van de visserij, zoals zij dat al duizenden jaren doen.
Drakenogen
Vissers uit de baai van Quanzhou gebruiken veelal nog houten schepen, die gebouwd worden op plaatselijke werfjes. De grotere schepen, zoals de traditionele jonken die dienst deden tot de communistische machtsovername, worden niet meer beschilderd in felle kleuren en bont gedecoreerd. Tegenwoordig valt alleen kleinere roeiboten, die vlak onder de kust opereren, zo’n kleurenhulde nog ten deel.
De Iongmu, de grote witte ‘drakenogen’ met zwarte irissen, zijn letterlijk gezichtsbepalend voor de scheepjes. Bevestigd aan beide zijden van de boeg, vlak boven een groot wit vlak, geven ze de roeiboten het aangezicht van een vis met een wijd opengesperde bek. Tijdens de tewaterlating worden de Iongmu afgedekt met een rode lap, die later ceremonieel wordt verwijderd om de ‘ogen te openen’. Eenmaal geopend kunnen de ogen scholen vis opsporen en schrikken ze kwade krachten af. Het ‘openen van de ogen’ is het laatste ritueel dat wordt uitgevoerd bij de bouw van een schip. Eerder, nog voor de eerste spijker in het hout gaat, worden de horoscopen getrokken van de toekomstige kapitein van het schip en van de eigenaar, om te zien of die overeenkomen en of het schip een fortuinlijke dan wel onfortuinlijke toekomst tegemoet gaat. Daarna vindt er een groot banket plaats waarbij timmerlieden en vissers hun beschermheiligen dankzeggen. Op de eerste werkdag wordt de kiel gelegd. Een timmerman boort er vijf gaten in. In elk gat stopt hij een munt, een parel of een stukje papier met een geluk brengende spreuk erop. leder stadium van de bouw wordt door zo’n rituele handeling begeleid.
Tewaterlating
AIs de dag van de tewaterlating is gekomen, wordt het schip beschilderd met spreuken en gezegend door een priester. Daarna worden de drakenogen geopend onder luid geroffel op gongs en het kabaal van ontploffend vuurwerk. ’s Nachts worden de festiviteiten afgesloten met een groot feestmaal waaraan alle belanghebbenden deelnemen. De eerste dag van het visseizoen wordt wederom ingeluid met rituele festiviteiten. Het beeld van een populaire god of beschermheilige wordt uit de tempel gehaald, in een draagstoel gezet en in optocht door het dorp gedragen. Tegelijkertijd wordt er op de boeg van schepen in de haven een altaar geprepareerd. AIs de draagstoel de kade bereikt, wordt er vuurwerk afgestoken en wordt er geld en wierook verbrand.
Om de schepen te reinigen en tegen onheil te beschermen, verhit iedere kapitein een pot met olie tot het kookpunt. Na enkele slokken rijstwijn in de pot te hebben gespuugd, pakt de kapitein een bijl en slaat een paar keer op de luiken, het roer en de mast van zijn schip. Vervolgens strooit hij handen vol zout en rijst uit over het dek. Ter afsluiting springt de hele bemanning, de kapitein voorop, over de pot met kokende olie en is het schip klaar om te vertrekken.
Zeedemonen
Het vissersleven is bepaald geen zeker en veilig bestaan. De baai van Quanzhou ligt aan de Straat van Taiwan, een van’s werelds drukste zeeroutes. Het gevaar te worden overvaren door een passerend containerschip is verre van denkbeeldig. Tel daarbij de bovennatuurlijke dreiging van watergeesten en goden, wier stemmingen al even onberekenbaar zijn als het weer, en het is duidelijk dat het niet verstandig is enkel te vertrouwen op noviteiten als radio en weersvoorspellingen.
Dus wordt er voor het vertrek geofferd aan de dorpsgod, de Drakenkoning van de Zuidelijke Zee, of aan Mazu, de beschermheilige van vissers en handelaren. Daarnaast maken de meeste kapiteins gebruik van mingfu om zeedemonen en weergoden vreedzaam te stemmen.
Deze mingfu, bruine bladeren van palmpapier met daarop afbeeldingen van kleding en schoeisel, worden in bundels overboord gegooid als een schip de haven verlaat of tijdens stormen, als een symbolische gift aan de kwade geesten. Matrozen dragen amuletten, gevuld met as uit de moedertempel van Mazu in Meizhou.
leder jaar op de verjaardag van Mazu trekt een bonte stoet met kleurige vlaggen en wimpels opgetuigde vissersschepen naar de tempel in Meizhou om eer te bewijzen aan de populaire patrones van de zeelieden. As uit het wierookvat voor het grote beeld wordt ter plaatse verkocht en verwerkt als onheilwerend middel in amuletten. Een mengsel van water en as dat wordt opgedronken moet wonderen doen voor de gezondheid. Vissers uit het dorpje Shenhu, aan de zuidelijke kust van de baai, hebben een eigen methode om ongeluk te bezweren.
Zij tooien hun schip met een zwarte wimpel als waarschuwing aan demonen dat zij onder de bescherming staan van Xuantian Shangdi, de Keizer van de Duistere Hemel, een godheid die plaatselijk grote populariteit geniet omdat hij bekend staat als een uiterst effectieve exorcist van kwade krachten.
Taboes
Een andere manier om gevaar zoveel mogelijk op afstand te houden je aan taboe-regels houden en handelingen die onheil afroepen vermijden. Geen visser zal het in zijn hoofd halen om een rijstkom ondersteboven neer te zetten, noch zal hij een vis omdraaien op een schaal.
De reden hiervan is simpel een omgedraaide kom lijkt op een omgeslagen schip, het omdraaien van een vis op het omslaan van een schip. Zo bestaan er vele handelingen die taboe zijn en een lange lijst van taboewoorden. Een visser heeft het nooit over vier maar zegt ‘dubbel-dubbel’. Het woord vier heeft in het Hokkien dezelfde uitspraak als het woord ‘dood’. Het is taboe om over dood, omslaan, verdrinken of ongelukken en dergelijke te spreken. AIs een visser uit Zuid-Fujian tijdens een gesprek herhaaldelijk de kwaliteiten van een medevisser prijst, bedenk dan dat het goed mogelijk is dat hij in bedekte termen aangeeft dat die man recentelijk is overleden.
Zeeschildpadden die in netten verstrikt raken, worden levend teruggezet in het water. Volgens vissers uit Zuid-Fujian oefenen schildpadden invloed uit op hun leven. Meestal is dit een positieve invloed, maar het kan ook een negatieve invloed zijn.
Daarbij komt nog dat men nooit weet of men wel met een echte schildpad te maken heeft, of dat men misschien ongelukkigerwijs een bovennatuurlijk wezen in vermomming heeft opgevist. Volgens een oude legende stuurt de heerser van de zee, de Drakenkoning, zijn generaals op pad om orde en rust te handhaven in zijn domein. Om hun taken zo goed mogelijk uit te voeren nemen die generaals de gestalte aan van een zeeschildpad. Een verstandige visser neemt het zekere voor het onzekere en laat een schildpad vrij. Aangezien er nog andere wezens in de zee huizen, de meeste met kwade bedoelingen, dragen vissers een muts, als een soort camouflage zodat ze minder goed te zien zijn als ze door demonen vanuit het water worden bespioneerd.
Bottentempel
Alle voorzorgsmaatregelen ten spijt is er geen volledige garantie dat er nooit iets misgaat. Vissers slaan overboord tijdens stormen of komen om als hun schepen vergaan. In sommige gevallen kan een lichaam direct worden geborgen, in andere gevalen niet en spoelen lijken uiteindelijk aan op een strand of vergaan ze in zee zodat er later alleen een paar botten worden teruggevonden. AIs vissers op zee overlijden en het lichaam snel geborgen kan worden, laat de kapitein onmiddellijk koers zetten naar de kust waar het lijk voorlopig wordt begraven. Enige tijd later trekt de familie van de overledene naar het graf om een ceremonie te houden waarbij men de ziel van de verdronkene oproept. Men offert vlees, groenteschotels en rijst, en verbrandt papiergeld en wierook in de hoop de ziel te bewegen mee te gaan naar zijn geboortedorp, zodat daar de gebruikelijke begrafenisrituelen kunnen worden uitgevoerd.
Ook als een lichaam niet wordt gevonden, vinden vele kustbewoners het noodzakelijk de overledene een begrafenis te geven. Zonder een begrafenis vindt een ziel geen rust. De hulp van een plaatselijke priester wordt gevraagd om de geest van de verdronken man op te roepen. In een lege kist wordt een kleine papieren pop gelegd waar de verloren ziel later haar intrede in kan doen. Op het strand plaatst de priester een papieren bootje met een lichtje erin en duwt het de zee op. Daarna legt hij een stukje papier over een witte kom die hij heeft gevuld met gewijd water. Hij nodigt de ziel uit terug te keren naar huis. AIs de priester het papier van de kom afneemt en er blijken waterdruppels aan de onderkant van het papier te kleven, wordt dat gezien als een teken dat de ziel van de overledene inderdaad is teruggekeerd. De tocht voert nu naar het graf waar de visser met alle gebruikelijke rituelen wordt begraven alsof de dode lijfelijk aanwezig is.
Lichamen die aanspoelen op het strand en die niet geïdentificeerd kunnen worden en menselijke beenderen die worden opgevist uit zee worden bijgezet in een toumugong, een bottentempel.
Bottentempels zijn te vinden in vrijwel ieder dorp langs de kust van Zuid-Fujian.
Het zijn meestal kleine vervallen gebouwtjes die op een afgelegen plaats staan vlakbij zee. Naast niet geïdentificeerde botten vinden ook de slachtoffers van scheepsrampen hun laatste rustplaats in bottentempels. De data waarop scheepsrampen hebben plaatsgevonden worden door de bevolking nauwkeurig bijgehouden. Op die dagen wordt er niet gevaren.
De overblijfselen van de slachtoffers zijn weliswaar bijgezet in een toumugong, maar hun op wraak beluste zielen waren nog op zee rond en zullen op de verjaardag van hun verdrinken alles in werking stellen om anderen hun lot te laten delen.
Zeemeermannen
Vissers uit Minnan hechten sterk aan tradities. Maar technische vernieuwingen en de druk van de overheid om oude gebruiken af te zweren hebben hun invloed doen gelden. Honderd jaar geleden verjoegen vissers uit Minnan stormen door hun longen leeg te schreeuwen en te schelden in de richting van de wolken, door geweren af te schieten, vuurwerk af te steken en varkenskoppen te verbranden op het achterdek. Op vissersjonken had men zelfs een man in dienst die poedelnaakt de mast beklom, slechts getooid met een pruik van palmhaar, die boven aangekomen met een bijl op de wolken inhakte om ze uiteen te drijven. Kapiteins moesten zich bekwamen in exorcistische dansen waarbij ze met een zweep kwade geesten op afstand hielden.
Wonderwezens als zeemonniken, deels vis met het hoofd van een boeddhistische priester, en meirenyu, zeemeermannen met menselijke benen en een visachtig bovenlichaam, zijn verdwenen uit het water van de Zuid-Chinese zee. Nooit meer zullen naïeve vissers bij reddingspogingen ten prooi vallen aan meirenyu die, door hun benen boven water te steken naast een schip, hun slachtoffers deden denken dat er een kameraad overboord was gevallen.
Tegenwoordig ontstaan stormen door atmosferische omstandigheden en verschijnen vreemde wezens alleen nog in tekenfilms op televisie. Maar oude gebruiken sterven niet. Ze verdwijnen slechts tijdelijk om later, misschien in een andere vorm, weer op te duiken. Sinds enkele jaren worden er weer mingfu in zee gegooid tijdens stormen. Bottentempels worden gerestaureerd en de jaarlijkse pelgrimage naar de Mazutempel in Meizhou is hervat. Zelfs het personeel van de modernste veerboten strooit onheilwerende spreuken van de brug in zee.
Radar, satellietbeelden en de afkeurende houding van de overheid doen daar niets aan af.
Sander Vink
Uit: China Nu, jaargang 20, nr 1, 1995