Lao Wai

Barbaren aan de monding van de Yangzi

Het gezicht van Shanghai is anders dan dat van enig andere Chinese stad. De gebouwen langs de kade doen denken aan het oude Europa. De stad wekt een wat frivole indruk. Jazzbands uit de jaren twintig, disco’s uit de jaren zeventig. Driehonderd jaar bemoeienis van buitenlanders met de stad heeft haar sporen nagelaten. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de geschiedenis van de vreemdelingen aan de monding van de Yangzi.

Het voornaamste doel van de in 1534 door Ignatius de Loyola opgerichte orde der Jezuïeten was het bekeren van de heidenen. Na vergeefse pogingen van anderen was het de Italiaanse Jezuïet Matteo Ricci (ong. 1552-1610) die er als eerste in slaagde om zich in China te vestigen. Hij arriveerde in China in 1583 en wist in 1601 uiteindelijk Beijing te bereiken. Het succes van Ricci was gelegen in het feit dat hij aanzien verwierf onder de Chinese intellectuelen door zich te houden aan de hun etiquette. Hij wist indruk te maken op velen, ook op de keizer, door zijn kennis van de westerse wetenschappen. Ricci bekeerde de in Shanghai geboren Xu Guangqi (1562-1633), beter bekend als Paul Hsü, tot het katholicisme.
Xu was de eerste hoge literaat die Christen werd. Hij vertaalde vele Europese klassieken in het Chinees. In 1621 trok hij zich terug in zijn geboortestad. Een kleine kerk werd gebouwd op zijn familiegrond Xu Jia Wei (omheining van de familie Xu). Rond deze kerk ontstond de belangrijke katholieke missie van Zikkawei. Onder deze naam werden de daarop gebouwde kathedraal, college en klooster bekend.

In de zeventiende eeuw raakte de Engelse East India Company geïnteresseerd in China. In een EIC-rapport uit 1756 werd Shanghai getipt als een ‘zeer wenselijke handelsplaats’. De belangrijkste redenen daarvoor waren dat Shanghai aan de monding van de Yangzi lag, de schakel tussen het Chinese achterland en de Westerse handelaren in Shanghai, en de ligging van de belangrijkste zijdeproducerende gebieden in de omgeving van Shanghai. Verder bood de haven van Shanghai bescherming bij slecht weer.

Factorijen

In 1757 was Kanton door middel van een Keizerlijk Decreet bestempeld tot de enige haven waar buitenlandse handel werd toegestaan. Vanaf dat moment moest alle Britse handel via de Cohong lopen. Dit was een groep bedrijven (hongs) die speciaal voor dit doel gevormd was. De handel op de factorijen bloeide op door de door de Engelsen gemonopoliseerde ruil van Indiase opium voor Chinese thee en zijde. In 1773 wist de East India Company het monopolie te verwerven voor het binnensmokkelen van opium in China. In 1810 werden zo’n vier- tot vijfduizend kisten opium van 65 kilo elk via Canton ingevoerd. De import nam steeds grotere vormen aan ondanks de officiële verboden van de Chinese regering in 1796, 1813, 1814, 1839 en 1859.

Een eerste poging in 1838 van de Britse regering om officiële handelsbetrekkingen met China aan te knopen door middel van een handelsmissie mislukte. De Chinese kooplieden mochten dan wel geïnteresseerd zijn, de Chinese overheid was dat duidelijk niet.

De voortdurende en voor China niets opleverende opiuminvoer resulteerde uiteindelijk in de Eerste Opium Oorlog (1839-1842), De daarop volgende vrede van Nanjing, 29 augustus 1842, bepaalde de loop van de bemoeienis van de buitenlanders met China, China stond Hongkong af aan de Britten, betaalde 21 miljoen zilveren Spaanse dollars en stelde de havens van  Xiamen, Shanghai, Ningbo, Fuzhou en Canton open voor de handel. De aanvullende bepalingen uit 1843 behelsden de eerste extra-territoriale rechten waarbij Britse onderdanen niet onder de Chinese jurisdictie vielen en de meestbegunstigingsclausule. Deze hield in dat elke voorrecht dat een willekeurig land kreeg ook aan de Britten werd verleend. Het verdrag van 1844 gaf deze rechten ook aan Frankrijk en de Verenigde Staten.

In Shanghai ontstonden als eerste van de vijf voor buitenlanders opengestelde havens concessie-zones, waar de verschillende landen hun handelsposten vestigden. De buitenlanders in de verdragshavens moesten met vrijwel niets beginnen. Het was hun niet toegestaan om zich binnen de muren van de oude Chinese stad te vestigen. Ze kregen kleine stukken land aan het water toegewezen. De oude en machtige ‘hongs’ uit Canton zoals Jardine Matheson, Dent & Co. en David Sassoon vestigden zich als eersten in de nieuwe concessies. Ondanks de voorrechten en de economische invloed die de buitenlanders op China uitoefenden was de totale bemoeienis met China zeer gering. In het midden van de vorige eeuw leefden er in Shanghai slechts honderd buitenlanders.

De Chinezen beseften dat er geld te verdienen viel aan de buitenlanders; zo betaalden de buitenlandse bedrijven het dubbele aan pacht. Vele Cantonezen die wat Engels machtig waren trokken naar Shanghai om als ‘compradores’ voor de buitenlandse firma’s te werken.

De meeste buitenlanders maakten het zich geriefelijk in Shanghai en woonden met hun gezinnen in een huis met tuin. Ze kweekten hun eigen bloemen, fruit en groenten. Er kwam een eigen postdienst, een krant (North China Herald) en de Shanghai Race Club. In 1852 was Shanghai al een belangrijkere haven dan Canton.

De Tweede Opium Oorlog (1858-1860) had tot gevolg dat de handel in opium gelegaliseerd werd. De opiumimport steeg van 30 000 kisten voor de Opium Oorlog tot 87 000 kisten in 1879.

Tijdens de “Taiping Opstand (1850-1864) hebben de buitenlanders hun positie nog aanzienlijk verbeterd door de hulp die zij gaven aan de regeringstroepen toen de rebellen in 1862 Shanghai belegerden.

Shimonoseki

De Chinees-Japanse oorlog (1894-1895) over Korea eindigde onverwacht in een overwinning van de Japanners. Het Verdrag van Shimonoseki (1895) liet Japan toetreden tot de groep van ‘meestbegunstigde’ naties. Tevens werden Taiwan en de Pescadores aan Japan overgedragen. De Japanners openden hun eigen concessie in Shanghai en rond de eeuwwisseling woonden er 730 Japanners in Shanghai. De bekende riksha’s werden door hen geiïntroduceerd. Het waren handige vervoersmiddelen, maar ze vormden ook obstakels in de smalle straten. De slechte verkeerssituatie rechtvaardigde voor met name de Japanners de uitbreiding van hun concessie en de aanvoerwegen.

Her verlies van China maakte de buitenlanders nog brutaler in hun optreden. De Duitsers, Russen, Fransen, Britten en Japanners breidden hun concessies en activiteiten steeds meer uit. Zo werden spoorwegen aangelegd, mijnen geopend, gebieden gepacht. In Shanghai waren katoen, kolen en arbeidskrachten voorhanden. De industriële expansie maakte dat de International Settlement uit zijn voegen barstte en daarom vestigden steeds meer bedrijven zich buiten de concessiegrenzen. De Chinezen verzetten zich inmiddels niet meet tegen deze expansiedrift. Shanghai veranderde zo van een handelshaven tot een industrieel centrum.

Sun Zhongshan (Sun Yat-sen) was een van de voorlopers van een nieuwe stroming van westers opgeleide intellectuelen met revolutionaire ideëen. Vooral na de revolutie van 1911 werd de westerse cultuur populair bij de intellectuelen en vele studenten vonden hun weg naar Europese en Amerikaanse universiteiten.

De bloei van de handel, de komst van steeds meer buitenlanders naar Shanghai en de welwillende houding van de Chinezen deed een typische levenswijze ontstaan.

Handelstarieven werden bewust laag gehouden zodat iedereen zich de duurste wijnen en sigaren kon veroorloven. De bordelen en opiumhuizen schoten uit de grond. Nachtclubs met dixielandmuziek en animeermeisjes waren zeer populair.

Velen zagen de komst van de Wit-Russen vanaf 1919 als de belangrijkste factor voor de kentering van het geluk van Shanghai.

De duizenden Russische vluchtelingen zagen zichzelf niet ais de ‘Übermenschen’ zoals de West-Europeanen deden en namen elke gelegenheid te baat om te werken en geld te verdienen. Ze vonden werk als bediende, bodyguard, koeli, of prostituée.

Her gedrag van in de horeca werkzame Russische vrouwen, beter bekend als de ‘voloptuous vampires of Vladiwostok’, veroorzaakte menig huwelijksprobleem bij zowel de Britten ais de Amerikanen.

In 1919 was Shanghai uitgegroeid tot een wereldstad met zo’n anderhalf miljoen inwoners. Er woonden 640 000 mensen in de International Settlement, waaronder 18 519 buitenlanders. In Frenchtown (de Franse concessie) woonden nog eens 150 000 mensen, waarvan er 2405 uit het buitenland afkomstig waren.

Aangezien de concessies niet onder de Chinese jurisdictie vielen, kwamen vele vluchtelingen waaronder veel criminelen zich hier verstoppen. De concessies bruisten van allerlei activiteiten: misdaad, drugs en prostitutie. De rijke handelaren trokken zich dan ook steeds meer terug in hun exclusieve nachtclubs.

Er kwam een verschuiving in het nachtleven van Shanghai van de chique balzalen naar de nachtclubs zoals ‘Palais’, ‘Del Monte’, ‘Maxim’s’ en ‘Alhambra’. Deze clubs waren eigendom van de Chinezen en werden geëxploiteerd door de Russen.

Jazzbands uit de Filippijnen luisterden de feesten op, evenals de kaviaar en champagne. Vooral de Chinezen zelf werden in de decadentie meegesleept. Pu Yi, de laatste Chinese keizer, was een bekende gast op de vele buitensporige feesten en een officieel memorandum van de Chinese overheid aan de Chinese ambtenaren herinnerden hen eraan dat de regeringszetel in Nanjing lag en niet in de Shanghaise nachtclubs.

In de dertiger jaren woonden er meer dan vijftienduizend Russen in Shanghai, alleen Japanners waren in grotere aantallen aanwezig. Hun vrije omgang met de Chinezen werd hen door de andere westerlingen zeer kwalijk genomen. Niemand vond de decadente levensstijl een probleem, maar dat de Chinezen als gelijken werden beschouwd was onmogelijk.

Deze houding wekte onder de Chinezen veel wrevel en meer en meer wilden zij zeggenschap over hun eigen stad. Zij eisten deelname aan het bestuur van de International Settlement en Frenchtown, en toegang tot de stadsparken. De buitenlanders waren het hier totaal niet mee eens omdat zij vonden dat zij Shanghai gemaakt hadden tot wat het was.

Nadat de troepen van Jiang Jieshi (Chiang Kai-shek) zich in Shanghai gevestigd hadden, ontstond er een stroomversnelling in het uitgaansleven van de stad. Vooral Chinese studenten namen bezit van de dansvloeren. Toen zij het recht opeisten om te dansen met Chinese meisjes, namen de westerlingen toevlucht tot gelegenheden waar de rassenscheiding wel werd doorgevoerd.

Mondain

Na het bombardement op 12 augustus 1937 brak er een oorlog uit tussen Japan en China. De sterkere Japanners eisten belangrijke bestuurlijke functies op in Shanghai.

Hoewel de Japanners steeds meer zeggenschap over Shanghai kregen, veranderde er weinig aan de mondaine levensstijl.

Pas nadat de Tweede Wereldoorlog Europa bereikte werden de besturen van de twee buitenlandse gebieden onder Japans gezag geplaatst. In 1942 veranderde de tot dan toe ontspannen sfeer: de Kempetai, de Japanse veiligheidsdienst, ging over tot gevangenneming en marteling van Chinezen, Europeanen, Amerikanen, en Euraziaten.

Op 11 januari 1943 werd in Chongqing een verdrag gesloten waarbij de westerse mogendheden hun concessies in China opgaven en afzagen van al hun extra-territoriale rechten.

Jarenlang werd Shanghai een bijna gewone Chinese stad. Alleen de Bund, de rivierkade met de westerse gebouwen, herinnerde aan het verleden. •

Ron Rosenbrand

Uit: China Nu: jaargang 17, 1992, nr 1

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s