Het gedachtengoed van Mao Zedong

Leidraad voor de opbouw van de volksrepubliek

Vóór Deng Xiaoping, die de huidige open-deur-politiek in China nu zo’n vijftien jaar hooghoudt, was er Mao Zedong die zijn geheel eigen lijn ontwikkelde en lanceerde. Mao drong door tot het dagelijks leven van de Chinezen in al zijn facetten. Dit artikel gaat over de ideologie waarmee de huidige generatie opgroeide.

‘Maoisme’ is de term die men in het Westen gebruikt voor de ideologie die het denken van Mao Zedong omvat. Mao leverde de intellectuele grondslag voor de ideologie en voor de moraal zoals die heerste in bet China van 1949 tot circa 1978. Maar een ideologie wordt ook gevormd door de loop van de geschiedenis.

Zowel het marxisme-leninisme als de Chinese omstandigheden vormen de bouwstenen van bet maoisme. De ontwikkeling van het gedachtengoed van Mao vond grofweg plaats vanaf de jaren twintig tot aan de vestiging van de Volksrepubliek in 1949. De toetsing aan de praktijk die hierna volgde, bracht een voortdurende spanning tussen werkelijkheid en theorie met zich mee.

Van Marx tot Lenin

De marxistisch-leninistische wortels zijn vrij gemakkelijk te herkennen in het maoisme. Marx en Engels ontwikkelden het idee van het dialectisch materialisme. Dit gaat ervan uit dat de geschiedenis verloopt via fasen van verschillende productiemethoden. De verdeling van de productiemiddelen (land, kapitaal, arbeid) bepaalt de klassenverhoudingen in de maatschappij. Na verloop van tijd ontstaat een conflict tussen een overheersende minderheid en een onderdrukte meerderheid. Deze tegenstelling culmineert in een nieuwe fase, waarin de productiemiddelen opnieuw verdeeld worden. Uiteindelijk neemt het proletariaat de macht over van de bourgeoisie, degenen die de productiemiddelen in handen hebben gedurende de kapitalistische fase. De dictatuur van het proletariaat leidt het volk door de socialistische fase naar de communistische fase. In een communistische maatschappij heersen geen tegenstellingen meer.

Lenin nam deze ideeën van Marx en Engels in principe over, maar voegde het idee van het imperialisme als toppunt van bet kapitalisme toe. Een schaalvergroting van het kapitalisme leidt tot tegenstellingen op wereldschaal, namelijk tussen de rijke industrielanden en de koloniën. De industrielanden vervullen als imperialisten de rol van de onderdrukkende minderheid, terwijl de koloniën het proletariaat zijn geworden.

Ook gaf Lenin de structuur aan van de Communistische Panij, die het volk zou moeten leiden in de revolutie. De Communistische Internationale (Comintern) moest de revolutie op wereldschaal coördineren en de koloniën helpen zich van het juk van de imperialisten te ontdoen in een nationalistische revolutie. Deze revolutie moest al of niet direct overvloeien in de socialistische revolutie.

In het China van het begin van deze eeuw sloeg met name dit idee over het imperialisme erg aan. De Eerste Wereldoorlog toonde aan dat het imperialistische Westen vermolmd was. In de Oktoberrevolutie van 1917 was Rusland reeds de nieuwe weg ingeslagen; het marxisme-leninisme werd een bevrijdingsideologie in China.

Guerrilla-communisme

In de nadagen van het keizerrijk had de Qing- dynastie haar greep op de gebeurtenissen verloren. Na de Opiumoorlog in het midden van de vorige eeuw moest China telkens weer het hoofd buigen voor de buitenlandse mogendheden bij bet tekenen van vredes- en handelsverdragen. China voelde zich vernederd en gefrustreerd in zijn nationale trots. In 1912 viel de dynastie om plaats te maken voor een republiek zonder veel daadkracht, zodat in het ontstane machtsvacuüm de regionale warlords elkaar naar het leven stonden in hun zucht naar macht.

In mei 1919 namen studenten tijdens de zogenaamde ‘Vier-meibeweging’ het voortouw in een culturele omwenteling, waarbij vele studiegenootschappen, politieke groeperingen en tijdschriften (onder meer Nieuwe Jeugd) werden opgericht. In deze periode begon Mao zijn ideeën te ontplooien, die hoewel nog ongecoördineerd, reeds blijk gaven van een sterk gevoel voor nationalisme en socialisme. Mao werd vooral beïnvloed door Li Dazhao, bibliothecaris van de Universiteit van Beijing. Li was samen met Chen Duxiu, hoofdredacteur van Nieuwe Jeugd, verantwoordelijk voor de oprichting van de Chinese Communistische Partij (CCP) in 1921. Li Dazhao legde een sterke nadruk op de bewustwording van de massa als motor van de revolutie.

China was echter nog niet toe aan een socialistische revolutie zolang de nationalistische revolutie nog niet was voltooid.

Daarom werden de leden van de CCP, onder druk van de Comintern, op individuele basis ook lid van de Nationalistische Partij, de Guomindang (GMD). Onder de leiding van Sun Yatsen streefden beide partijen naar een nationalistische regering waaronder China weer geünificeerd zou worden.

Chiang Kai-shek, de opvolger van Sun Yatsen, was echter minder gesteld op de communisten en in 1927 werden zij uit de GMD gestoten, waarbij velen werden vermoord.

De GMD vestigde vervolgens de regering in Nanjing. Hiermee was de basis gelegd voor een burgeroorlog die tot 1949 woedde. De CCP was gedecimeerd en de leden die waren ontkomen, vluchtten naar het platteland. Hierdoor kwamen de communisten met de boerenbevolking in aanraking. Mao werd zich ervan bewust dat in China de boeren het revolutionair potentieel vormden.

Er ontstond een conflict binnen de CCP over de te volgen strategie. Sommigen bleven zich richten naar Moskou en de Comintern, anderen stelden voor enkele belangrijke steden te veroveren. Mao werd hoe langer hoe meer de leider van een zogenaamd guerrilla-communisme. Zijn aanhangers veroverden kleine gebieden waar ze konden experimenteren met bijvoorbeeld landhervormingen. Een van deze gebieden, in de provincie Jiangxi, werd een proeftuin voor de latere leiders van China.

In 1934 werden de communisten hier verdreven en daarmee begon een van de belangrijkste episodes uit de wordingsgeschiedenis van de Volkrepubliek: de Lange Mars. Deze tocht van duizenden kilometers en tienduizenden doden kan slechts gekenschetst worden als een ramp.

Toch kent de Lange Mars een overwinning, namelijk die van bet maoisme. Mao Zedong werd tijdens deze tocht de leider en ideoloog van de partij, degene die de toon zette. Hier werden de kaarten geschud, en participanten, zoals Deng Xiaoping, ontleenden later dikwijls hun autoriteit en legitimiteit aan de Lange Mars. De overlevenden van deze vluchttocht streken tenslotte neer in Yan’an (provincie Shaanxi). Yan’an bleef de basis van de communisten tot in 1947. In deze periode ontwikkelde Mao zijn meest kenmerkende theorieën.

De massa

In zijn geschrift ‘Over de Praktijk’ benadrukte hij het belang van praktijkervaring voor de verwerving van kennis. Echte kennis kan nooit bedacht worden. Zij moet in de zichtbare wereld, de praktijk, worden ervaren. Vervolgens worden de indrukken geconcentreerd tot kennis, die dan weer aan de praktijk getoetst moet worden. Kennis was in het oude China vaak abstract en weinig gerelateerd aan het dagelijks leven.

,,De waarde van elke kennis of theorie wordt niet door subjectieve gedachten bepaald, maar door objectieve resultaten uit de praktijk.” (Mao Zedong, ‘Over de praktijk’ juli 1937).

Kunst en wetenschap moesten zich aanpassen aan de behoeften van het volk en zich schikken onder de ‘dictatuur van bet proletariaat’.

In 1937 brak de oorlog met Japan uit. Chiang Kai-shek moest zijn front verplaatsen van de communisten naar de Japanners. Er werd een verstandshuwelijk gesloten tussen de GMD en de CCP. Op enkele incidenten na werd de burgeroorlog gestaakt om gezamenlijk tegen Japan op te treden. De communisten waren als guerillastrijders actief in veel door de Japanners gecontroleerde gebieden. Hiermee oogstten zij veel sympathie en goede wil onder de bevolking. De CCP had de kans zich als oppositie te presenteren, en de leden werden gezien als verzetshelden. Tegelijkertijd had de GMD in de steden te maken met wanbestuur en corruptie. In de oorlog werden daarom veel intellectuelen aangetrokken tot de CCP.

De partij groeide enorm en grote aantallen nieuwe kaderleden moesten worden opgeleid. In ‘rectificatiecampagnes’ werd niet alleen gediscussieerd, beschuldigd en werden bekentenissen afgelegd, maar intellectuelen werden ook naar het platteland gestuurd; hun kennis werd op de akker aan de grond getoetst.

Mao beschreef in de Yan’an-periode ook zijn idee over ‘De Tegenstellingen’: alles bestaat uit een eenheid van tegenstellingen die in een dialectische verhouding tot elkaar staan.

De dualiteit hierin heeft zijn wortels in het Chinese principe van yin en yang, maar deze streven altijd naar harmonie. Mao echter zag slechts vooruitgang, een opwaartse spiraal, door dialectische strijd.

Een wit vel papier

In de revolutionaire ideologie van Mao Zedong speelt de massa een sleutelrol. China is altijd een agrarische samenleving geweest en nog altijd is 80 procent van de bevolking werkzaam in de agrarische sector. Mao zag de plattelandsbevolking niet als individuen. Voor hem was het een groep met collectieve gebreken, belangen en eisen. De massa was als een groot dier: sterker dan zijn baas, maar toch bang voor hem; lijdzaam wanneer de zorg goed was, maar gefrustreerd wanneer het niet te eten had. Dit dier had de potentie de hele stal te verbouwen, maar het was blind. Blind voor de richting van de revolutie, het tijdstip en de vorm. Maar door eeuwen van onderdrukking en uitbuiting was de massa in potentie revolutionair, mits zij bij de hand werd genomen door de CCP, die als voorhoede het initiatief moest nemen. Dan kon het volk bewust met zijn subjectieve wil de objectieve feiten naar zijn hand zetten. Mao zag de massa als een wit vel papier dat door hem met welke revolutionaire ideologie dan ook beschreven kon worden. Anders dus dan Marx, die revolutie onder de arbeiders als een onvermijdelijke conclusie van de loop der geschiedenis beschouwde, vond Mao dat eerst de wil van de massa geformuleerd diende te worden door de voorhoede, de communistische partij. Was het vuur eenmaal ontstoken, dan zou het verder branden als stro.

,,In elke handeling van de partij is de juiste leiding altijd vanuit de massa, en naar de massa. Dit betekent: neem de ideeën van de massa (verdeeld en onsystematisch) en maak het tot één (door onderzoek de ideeën verenigen en systematiseren), dan weer terug naar de massa om het te propageren en uit te leggen, tot zij het herkennen als hun eigen idee” (Mao Zedong, ‘Over enkele problemen bij methoden van bestuur’, 1 juni 1943).

In praktijk gebracht

Het probleem bij ideologieën, geloofsuitspraken of doctrines is dat de idee in de praktijk nog wel eens een andere uitwerking blijkt te hebben dan op papier. Ofwel degenen die de ideologie ten uitvoer brengen zijn eigenlijk zeer pragmatisch of corrupt, ofwel de ideologie blijkt niet afgestemd te zijn op de aard van de mensen. Dit laatste zou de oorzaak kunnen zijn voor het uiteindelijk falen van het communisme. Ook in het China van na 1949, toen het maoisme staatsideologie werd, is dit te zien. Men ging direct ‘de boer op’ voor de zogenaamde landhervorming. In massale campagnes, zoals die zo vaak door Mao werden georganiseerd om het volk op de been te krijgen, werden ‘de boeren’ aan het woord gelaten.

Zij konden hun gal spuwen over al die eeuwen van onderdrukking. ‘De schuldigen’ moesten schuld bekennen, waardoor het leek alsof er een consensus bestond: de massa beschikte immers over de waarheid.

Maar er was geen massa, net zo min als een waarheid. De massa bleek geen blanco vel, maar een stapel oud papier met op elke bladzijde een eigen waarheid. Het gevolg was dat de ene groep de andere uitmoordde.

In 1956 waren, volgens de partijtop, de bourgeoisie en andere subversieve elementen ofwel overtuigd van hun ongelijk, ofwel vermoord. In de ‘HonderdBIoemencampagne’ mocht de massa zich vrijelijk uiten over het beleid. Na enige aarzeling kwam het land tot ‘bloei’, maar tot verbazing van de partij waren er ook ‘cactussen’ met fundamentele kritiek die niet strookte met de mening van de massa.

Wederom bleek de massa als zodanig niet te bestaan. Vele mensen werden opgepakt en gingen voor jaren achter de tralies.

Mao hield als reactie hierop een speech over tegenstellingen binnen een volk. Hij gaf hierbij toe dat er zelfs in een socialistische maatschappij tegenstellingen kunnen bestaan. Hij onderscheidde twee soorten.

Tegenstellingen die bestaan tussen de massa en de volksvijanden zijn antagonistische tegenstellingen en zijn alleen met geweld op te lossen. De tweede soort tegenstellingen zijn die, die binnen het volk bestaan.

Deze zijn door opvoeding en discussie op te lossen, waarna in dialectische zin vooruitgang is geboekt. Het volk is hier wederom de massa die slechts over de details van mening kan verschillen. Mao gaf ook aan dat hij tegenstellingen helemaal niet schuwde, integendeel, er was pas vooruitgang mogelijk door strijd. Bedoelde hij hier slechts een woordenstrijd, of wel degelijk een gewelddadige strijd om het eigen gelijk? In de praktijk bleek al gauw dat Mao niet op een paar levens lette. Duizenden doden waren niet alleen onvermijdelijk, maar zelfs noodzakelijk voor de ontwikkeling van het socialisme.

Het prestige van Mao

De economie en industrialisatie werden in de jaren vijftig ontwikkeld naar het model van de sterk gecentraliseerde economie van de Sovjetunie. Mao Zedong kon zich niet vinden in dit model, waar de nadruk ligt op de zware industrie. In 1958 werd de campagne ‘De Grote Sprong Voorwaarts’ gelanceerd. Mao bepleitte een ontwikkelingsmodel waarin volkscommunes zoveel mogelijk een economische eenheid vormen. De communes waren verantwoordelijk voor hun eigen productieproces en hadden zelfs hun eigen hoogoventjes.

Hiermee delegeerde Mao het beleid weer naar de massa, en hij ontnam daarmee de partij haar centrale rol.

Toen er in 1960-’61 een enorme hongersnood uitbrak en de Russen hun steun aan China terugtrokken werd de campagne afgebroken. Het echec werd pas veel later toegegeven, maar binnen de partijtop had het prestige van Mao een gevoelige klap gehad. Er tekende zich een conflict af tussen de mensen die het land wilden besturen via de ideologie van Mao, en zij die uitgingen van de actuele omstandigheden. Tot de laatste groep behoorden onder anderen Deng Xiaoping en Liu Shaoqi, de toenmalige president.

In het midden van de jaren zestig trok Mao wederom het initiatief naar zich toe. Hij vond het tijd voor de ‘Grote Proletarische Culturele Revolutie’, waarin het volk de oude culturele ballast van zich af moest schudden. De ontluikende spruiten van pragmatisme en kapitalisme moesten de kop ingedrukt worden. Met dit laatste werd de lijn van Liu Shaoqi bedoeld. Deze werd dan ook de schietschijf voor het volk. Mao ontketende een strijd onder de bevolking om de massa weer bij de revolutie te betrekken. Hij liet zo sterk de drift van de massa prevaleren boven de macht van zijn eigen partij, dat een periode van anarchie aanbrak. Premier Zhou Enlai gaf waar nodig tegengas en behoedde door zijn stabiliserende houding het land voor een feitelijke burgeroorlog.

Door een enorme persoonlijkheidscultus was Mao voor het volk een god geworden, maar binnen de eigen partij ondervond hij dikwijls weerstand tegen zijn beleid. De partij zag zijn invloed afnemen, terwijl met name groepen jongeren zich vrij voelden uit naam van de Grote Roerganger het land te plunderen. Uiteindelijk werd het leger ingezet om de orde te herstellen.

Wederom werd hiermee het bewijs geleverd dat het maoisme zelf niet bestand was tegen de toetsing aan de praktijk. De ideologie bleek teilkens een catastrofe te zijn voor het volk.

Mao was als guerrillaleider in de burgeroorlog succesvol geweest, maar in de Volksrepubliek kon hij zijn eigen acties niet in de hand houden. Zijn demagogisch charisma was groter dan zijn kracht de uitwerkingen daarvan te beteugelen.     •

David Engelhard

uit: China Nu, jaargang 18, nr 4, 1993

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s