Xinjiang, het verre westen van China

Halverwege Kashgar en Tashkorgan ligt het Karakul oftewel het Zwarte meer. Aan de oevers ervan staan wat yurten, traditionele tenten die ook wel door Kazakken en Mongolen gebruikt worden. Hier worden zij bewoond door Kirgiezen, die naast hun inkomsten uit het houden van schapen en paarden, tegenwoordig wat geld verdienen door toeristen onderdak in hun yurt aan te bieden.
Voor de reiziger die alleen een korte stop maakt, staan thee, brood en zout gereed.
Welkom in Xinjiang, China’s meest westelijke autonome provincie.

Binnen Xinjiang treffen we zo’n grote verscheidenheid aan landschappen aan dat we bijna van een minicontinent kunnen spreken. Er is de enorme woestijn Takla Makan, de plaats waaruit niet teruggekeerd wordt, met duinen van honderden meters hoog. Elders zijn er graslanden reikend tot aan de horizon of de met eeuwige sneeuw bedekte bergketens van Tian Shan, Karakorum en Kunlun. Toch is het niet zozeer het landschap maar eerder het grote aantal volkeren dat Xinjiang zo anders maakt dan de rest van China. In Xinjiang leeft een groot aantal Centraal-Aziatische bevolkingsgroepen naast elkaar. Behalve de Oeigoeren treffen we er onder anderen Kazakken, Kirgiezen, Tataren, Oezbeken, Mongolen, Manchus, Xibe, Tadzjieken, en Russen aan, elk met hun eigen taal, cultuur en geschiedenis. Het Chinees is hier pas laat in de twintigste eeuw de dominante taal geworden en in veel plaatsen in Xinjiang is zij dat nog steeds niet. De migratie van Han-Chinezen naar deze regio is eigenlijk pas goed op gang gekomen na de rampzalige gevolgen van ‘De grote sprong voorwaarts’ van 1958. Toen stroomden grote groepen Han-Chinezen, gedreven door de hongersnood in Binnen-China, het gebied binnen.
Deze migratie ging in tweede helft van de twintigste eeuw door zodat nu de helft van de bevolking etnisch Han-Chinees is. Dit aandeel was aan het begin van de twintigste eeuw nog kleiner dan tien procent. Van de overige bevolkingsgroepen is die van de Oeigoeren de grootste. Bewust van hun eigen historie houden zij vast aan hun eigen taal die verwant is aan het Turks, en aan hun cultuur waarin hun geloof, de islam, een belangrijke rol speelt.

Islamitische gebruiken en feesten
Dat Xinjiang een aparte regio is, blijkt ook uit de naam zelf die nieuwe grens betekent.
Chinezen uit het oosten van China komen in niet geringe aantallen als toeristen in reisgezelschappen erheen om dit buitenland in het eigen land te ervaren. In het hart van Urumqi, bij de op islamitische architectuur geïnspireerde markthallen van de ér dào qiáo (tweewegbrug), ziet men hen met reisleidsters in groepjes rondlopen. Vlakbij de ér dào qiáo treffen we een tempelachtig gebouw aan dat naar het uiterlijk ervan te oordelen ook in Binnen-China had kunnen staan. De architectuur is Chinees. Het kleurgebruik is Chinees en er staan Chinese karakters op. Een detail in de beschilderde panelen op de deuren ervan doet echter vermoeden dat er tets bijzonders aan de hand moet zijn. Er zijn geen dieren of mensen afgebeeld in de schilderingen die taferelen uit de natuur weergeven.
Het gaat hier dan ook niet om een tempel maar om een moskee van de Hui, Han-Chinezen die de islam aanhangen. Hun bekering tot de islam gaat terug tot de zevende eeuw toen deze godsdienst via de Zijderoute, en dus via Xinjiang, het rijk van de Tang-dynastie binnenkwam. Terwijl zij in hun gebruiken en feesten aan de islamitische gewoonten vasthouden, zijn zij in hun architectuur als Chinese moslims een heel eigen, Chinese, weg gegaan.

Moskee met geometrische patronen

De meeste islamitische bouwwerken In Xinjiang zijn gebouwd door de Oeigoeren.
De architectuur ervan is zo goed als vrij van Chinese invloeden en sluit helemaal aan bij de stijlen die we vinden in Centraal-Azië.
Misschien wel het mooiste voorbeeld van deze stijl is te vinden in Turpan, dat ten zuidoosten van Urumgi aan de Zijderoute ligt. Door de ligging ervan op 154 meter onder zeeniveau is het een van de heetste en droogste plaatsen van China. De Emin Hojja-moskee en minaret zijn volledig opgebouwd uit in de zon gebakken lemen stenen, een bouwmateriaal dat we overal in de islamitische wereld tot in Mauritanië aantreffen. De typische kleur van de stenen en de leem, en de beperkingen die dergelijk materiaal aan de architecten oplegt, resulteren in wat men ‘abstracte’ bouwwerken zou kunnen noemen.
De decoraties bestaan uit geometrische patronen op basis van rangschikking van de stenen.

 

 

 

Aan een andere, zuidwestelijke, tak van de Zijderoute ligt Kashgar. Naast verschillende islamitische bouwwerken, waaronder de grootste moskee van China, bestaat hier nog gelegenheid rond te dwalen in wat in de Arabische wereld de ‘medina’ heet: een labyrint van straatjes en steegjes tussen raamloze muren die huizen en binnenplaatsjes omsluiten. Vanuit Kashgar loopt de Zijderoute Centraal-Azië binnen. Kirgizië, Oezbekistan, Tadzjikistan, Afghanistan en zelfs Pakistan zijn vanuit Kashgar over land binnen een halve dag te bereiken. 

 

 

Tekst en foto’s: Corné Hanssen

Uit: China Nu, jaargang 32, najaar 2007

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s