Het graf van markies Yi – ontdekt in 1978 – is uniek in de Chinese archeologie. Het leverde zo’n tienduizend kilo edelmetaal op, talloze wapens, alsmede de lijken van een Chinese edelman, eenentwintig vermoorde vrouwen en een hond.
Maar de belangrijkste vondst was een set van 65 bronzen klokken, met de chromatische stemming van een piano. Hoe kon dat, in het oude China van 2500 jaar geleden? Klonk de Chinese hofmuziek van destijds soms als Wagner of Glück?
De vondst van 65 oeroude bronzen, chromatisch gestemde klokken in het graf van markies Yi roept allereerst de associatie met barok-opera op. Theaterliefhebbers in het Europa van de zeventiende eeuw hielden immers van exotische en bizarre verhalen. Barok-opera’s in het Westen speelden zich maar wat vaak in het verre China af (of in een ander deel van het onbekende Azië) en het westerse publiek genoot van vreemd uitgedoste ‘Chinezen’, maar ook van zeemonsters, fabeldieren, grillige liefdes en uitbundige sterfscènes.
Het had natuurlijk in feite helemaal niets met China te maken, was niet meer dan een gratuite fantasie over verre oorden waar het leven voornamelijk anders was. Welnu, mensen die vandaag de dag naar een concert van ‘oude Chinese muziek’ gaan, maken iets vergelijkbaars mee: ze krijgen een barokke droom voorgeschoteld, iets dat weinig gewicht heeft als een benadering van enige historische realiteit, maar dat wel (in het ideale geval) een mooie fantasie oplevert over een exotisch en kleurrijk tijdperk, te ver weg om ons nog echt druk over te maken.
Het Hubei Klokkenensemble, dat in de stad Wuhan dagelijks voor enthousiaste toeristen optreedt, doet flink zijn best. Ingepakt in glanzende zijden gewaden, dansend in metersIange mouwen of zwierend met torenhoge mondorgels brengen de artiesten hun repertoire van ‘oude Chinese dans en hofmuziek’ die – dat staat wel vast – nooit eerder zo heeft geklonken.
Een kniesoor die zich erover beklaagt, want de replica’s van de 2500 jaar oude bronzen klokken zijn een lust voor het oog en op zichzelf vormen ze een getrouwe nabootsing van de originelen, die overigens een zaal verderop in het museum achter dik glas zijn te bewonderen. De echte klokken, afkomstig uit het graf van de befaamde markies Yi in Hubei, zijn te kwetsbaar om nog op te spelen.
Er is niet één geschreven noot bewaard gebleven uit die lang vervlogen tijd, maar als we de hofmuziek van toen niet kennen, verzinnen we hem wel, zo redeneren de musici. Overigens benadert de klank van het replica-brons die van de originelen heel behoorlijk. Het Provinciaal Museum in Wuhan is, alle theater ten spijt, een bezoek waard. Al was het maar om de fantastische historie van de klokken. Ze vertellen een prachtig en gruwelijk verhaal dat – in tegenstelling tot de muziek – verifieerbaar is, en het oude China ten voeten uit tekent. Markies Yi en zijn nazaten waren wreed. De slavinnen die zijn klokken bespeelden moesten dat met de dood bekopen. Hun realiteit was grilliger dan die van welke barok-opera ook.
Opgravingen
Maar eerst iets over de herontdekking van die oeroude klokkenwereld: in het voorjaar van 1978 stuitten soldaten van het volksbevrijdingsleger op een vreemde kleilaag in de bodem bij Suizhou. Dit stadje in het noorden van de provincie Hubei had de locatie moeten worden van een radarfabriek. De heuvel die de soldaten afgroeven om plek te creëren voor de bouw leek bijzondere schatten te herbergen. Het lokale comité van de Communistische Partij zag er geen brood in en gaf toch opdracht om de heuvel op te blazen. Het leger heeft die opdracht gelukkig genegeerd.
Suizhou was historisch een belangrijke streek, met veel koningsgraven, en de heuvel was mogelijk een archeologische goudmijn. In die wetenschap mobiliseerde men de lokale boeren voor een massale graafactie. Onder een deklaag van Ioodzware balken bleek uiteindelijk een compleet ‘ondergronds paleis’ schuil te gaan, met geweldige schatten. Het anders wat slaperige Suizhou werd ineens overspoeld met tienduizenden mensen, die het graafwerk (met hulp van kranen en helikopters) wilden bijwonen. Ze picknickten en overnachtten zelfs aan de voet van de heuvel.
Hun geduld werd beloond toen, na maanden graafwerk, acht dieprode grafkisten, tweeëntwintig lijken, een set met 65 bronzen klokken, talloze wapens en muziekinstrumenten en voorwerpen van goud, zilver en jade, en zelfs een complete strijdwagen tevoorschijn kwamen.
De grafkist van de markies was zo groot als een wachtwagen, en bleek te zwaar om zelfs met twee hijskranen van vijf ton uit de kuil op te takelen. De kist moest ter plaatse worden ontmanteld. Uit de brij van water en grijze modder in het interieur stak de witte schedel van markies Yî, een man die ooit met ijzeren hand over deze regio heerste. Zijn naam werd gevonden in opschriften op de bronzen klokken.
Wetenschappers in China (en daarbuiten) reageerden met grote opwinding op de ontdekkingen. Uit het graf kwam een heel tijdperk weer tot leven, dat voorheen alleen in halfmythische vorm uit oude Chinese bronnen bekend was.
Maar vooral de klokken bleken uniek. Ze waren nog allemaal heel en zo’n puntgave complete set was nooit eerder gevonden. Bovendien hingen ze na 2500 jaar nog altijd in hun rek, met de hamers en palen voor het bespelen ernaast, en heel wonderlijk – ze bleken chromatisch gestemd. Daarmee was het oude China ineens uitvinder van de opdeling van het octaaf in twaalf tonen, zeventien eeuwen voordat de eerste chromatische (toets)instrumenten in het Westen verschenen.
Rituele zelfmoord
De bewoners van Suizhou wonden zich ook op, zij het om andere redenen. Toen de markies na ruim twee millennia weer uit zijn graf kwam, deed meteen het gerucht de ronde dat de man (dankzij goud dat door zijn aderen vloeide) eigenlijk nog in leven was, en nu naar het ziekenhuis van Wuhan werd overgebracht voor eerste hulp.
Het lijk ging uiteraard voor onderzoek naar Wuhan. Men kon, dankzij de Chinese karakters op de klokken, niet alleen de identiteit van de markies vaststellen, maar met behulp van zijn schedel bovendien een reconstructie van zijn gezicht maken. Te oordelen naar zijn gebeente was de markies een man van begin veertig toen hij stíerf. Hij liet zich in zijn graf vergezellen door eenentwintig vrouwen: slavinnen en concubines.
Deze muzikanten die op de klokken hadden gespeeld lagen in simpele matten gerold in een van de grafvertrekken. Al deze vrouwen, zo neemt men aan uit bronnenonderzoek, zijn gewurgd of, nog waarschijnlijker, gedwongen tot rituele zelfmoord. Ze hebben zichzelf mogelijk opgehangen.
Ze werden geacht de markies na zijn overlijden te volgen naar het hiernamaals, en hem ook daar weer trouw te bedienen, zoals tijdens zijn leven. Het graf was onder meer uitgerust met een wapenkamer, een slaapvertrek voor de dode markies – daar bevond zich zijn kist – en een ceremoniekamer waar de klokken, trommen, klankstenen en andere muziekinstrumenten waren opgesteld. Tijdens zijn leven liet de markies met de klokken in zijn (echte) paleis waarschijnlijk sjamanistische rituelen opvoeren, ter bezwering van goden en geesten. De klokken werden bespeeld door gemaskerde dansers, zo blijkt uit afbeeldingen in het graf. Waarschijnlijk werden hoge gasten eveneens met muziek op de klokken onthaald.
Dat de bijzonder zware klokken (bij elkaar 8000 kilo), het goud, de wapens en de slavinnen het graf ingingen samen met de markies betekende een forse vernietiging van kapitaal en van mensen. Later, in de Han-tijd, is men in China steeds meer overgegaan tot het begraven van beeltenissen van bedienden, en van nagebootste artikelen, zodat het echte leven en de lokale economie voortgang konden vinden als een vorst stierf.
Oude muziek
Pas zo’n duizend jaar na het overlijden van de markies – in de zevende eeuw – verschenen in China de eerste echte melodische muzieknotaties. Toch weten we ook het nodige van de muziek van 2500 jaar geleden, want die was in China een politiek zeer belangrijk medium. Aan de correcte uitvoering van hofmuziek werden bovennatuurlijke krachten toegeschreven en er werd veel over getheoretiseerd. Op de klokken van markies Yî staat zelfs een complete muziektheorie gegraveerd. Die gaat over hele en halve horen en toonreeksen, maar de hiërarchie van de noten reflecteerde vermoedelijk ook een politieke hiërarchie, waarvan we het fijne helaas niet meer kunnen achterhalen.
Het feit dat in het China van 2500 jaar geleden een chromatisch muziekinstrument bestond betekent overigens niet dat men daarop melodieën à la Glück of Wagner speelde. De chromatiek maakte primair het samenspel van de klokken (die niet gestemd konden worden) met andere, wel stembare, muziekinstrumenten mogelijk, ook in verschillende toonaarden. De melodieën die men in het oude China op de klokken uitvoerde, zullen gewoonlijk toch niet veel meer dan vijf tonen hebben gehad.
Niettemin is in het huidige China het besef doorgedrongen hoe fantastisch de vondst in Hubei is: dat Chinezen al zo vroeg de indeling van het octaaf in twaalf tonen hebben ontdekt wordt inmiddels uitbundig geëerd in een nieuw en indrukwekkend museum voor oude Chinese muziek bij de Tempel van de Hemel in Peking.
Inderhaast heeft men een aantal (nogal obscure) Chinese theoretici die in de loop der eeuwen iets over de indeling van het octaaf in twaalf tonen hebben geschreven uit de literatuur opgediept en afgestoft: deze lieden hebben nu hun eigen groot standbeeld in een hall of Fame gekregen in dit museum, alsof het hier politieke helden betreft. Niet dat iemand weet hoe ze er in werkelijkheid uitzagen, maar ook hier regeert de barokke fantasie. Het museum is schitterend ingericht, en een bezoek volop waard. Verwacht er wederom geen echte oude Chinese muziek te horen. China kent op dit moment nog geen kritische oude muziekbeweging, zoals het Westen. De vraag naar het ‘waarom’ is interessant en complex genoeg voor een apart artikel.
Daarover een andere keer meer.
Frank Kouwenhoven is medeoprichter van CHIME, een internationale stichting voor onderzoek van Chinese muziek.
Uit: China Nu, jaargang 31, najaar 2006