
“Er bestaat een direct verband tussen de spelen die populair zijn onder een volk en het karakter van een volk,” zei een Chinese vriendin eens tegen me. “En waarom dan?,” vroeg ik, want dat leek me toch wel een interessante stelling. “Nou kijk,” zei ze, “Japanners spelen go, omdat je bij go leert dat je iets op kunt offeren om iets groters te winnen. Amerikanen spelen bridge, omdat je bij bridge met een partner samen moet werken om niet van de andere twee spelers te verliezen. En Chinezen… Chinezen spelen mahjong, omdat je daarbij samen met anderen vecht om de beste steen die weggeworpen wordt, terwijl je ervoor moet zorgen dat deanderen niks van jou te pakken kunnen krijgen.”
Het was voor mij niet de eerste keer dat ik een dergelijke uitspraak over samenwerking of vriendschap onder Chinezen had gehoord. “Je beste vriend is je ergste vijand,” luidt een Chinees gezegde. En de Taiwanese schrijver Bo Yang schreef: “De voortdurende achterdocht naar de motieven van anderen heeft de Chinezen gemaakt tot een volk zonder ruggegraat, gelijk een kom gevuld met zand.” Opvallend is dat er in het Westen weer heel anders tegen het Chinese volk wordt aangekeken. Daar bestaatmjuist het beeld van de Chinezen als een hechte groep, waar je als buitenstaander niet tussen komt. En is het niet de nijverheid van de overzeese Chinezen, gecombineerd met een ijzersterk saamhorigheidsgevoel op basis van familie, eenzelfde geboortestreek of -dorp, waardoor Singapore, Hongkong en Taiwan ‘Kleine Draken’ zijn geworden? De “Joden van het Oosten” worden ze ook wel genoemd; al zijn ze generaties weg van het moederland, ze blijven één etnische groep, met hun eigen cultuur en tradities.
Hoe zijn deze twee conflicterende beelden van Chinezen met elkaar te rijmen, vraagt u zich nu wellicht af. Ik denk dat de oplossing van dit raadsel nu precies ligt in de groeps- en familiecultuur van de Chinezen.
Vanwege het feit dat Chinezen sinds mensenheugenis altijd dicht op en met elkaar hebben moeten leven, zijn ze groepsgericht. Juist omdat ze groepsgericht zijn, zijn ze terughoudend en in onze ogen vaak ronduit hard in de omgang met elkaar. Deze terughoudendheid uit zich in achterdocht en het afschermen van de ‘binnengroep’ van de ‘buitengroep’ als een bescherming tegen de sociale controle, die altijd op de loer ligt.
Traditioneel is de familie de hoeksteen van de samenleving, want ‘blood is thicker than water’. Die gerichtheid op de familie blijkt ook wel uit de Chinese gewoonte om vrienden snel ‘oom’ of ‘tante’ te noemen.
Maar de sociale relaties reiken verder dan de familie, ze worden gecultiveerd en spreiden zich vanuit de familie naar het dop, het district en verder: In wezen is de Chinese cultuur persoonlijker dan de Westerse, want in China is het zo dat je eerst vrienden moet zijn, eer je tot zaken komt. Westerlingen proberen vaak direct tot zaken over te gaan, tot grote ergenis van de Chinezen, die dat te direct of te bot noemen. Het scala van sociale relaties dat van hoog tot laag door de Chinese samenleving loopt, is de kracht en de zwakte van het Chinese volk.
Omdat degene die jou aangeeft beloond wordt, is het in China bijna onmogelijk om een overtreding te begaan, of het nu gaat om het illegaal houden van een hond of het hebben van een schotelantenne. Deze geinstitutionaliseerde controle door je wijkgenoten, of erger, je familie, wordt in het Westen vaak gezien als een uiting van communistische repressie. Maar veeleer is het zo dat de huidige machthebbers en de machthebbers van vroeger handig gebruikmaken van iets wat de Chinezen zichzelf aandoen. Niemand had de Chinese volksaard treffender kunnen omschrijven dan dr. Lin Yutang: “Japanners zijn als een rotsblok, Chinezen als een handvol zand, waarbij elke zandkorrel een familie is.” Sla je met een beitel op een rotsblok, dan splijt het, maar zand blijft zand, hoe hard je er ook op slaat.
Ik vind het karakter voor vriendschap, met de twee samenwerkende handen, een mysterie. En u?
Peter Ho
Kalligrafie door Sylvia Ho-Chang
China Nu, jaargang 20, nr 2, 1995