Mijn vader maakt elk jaar de grap dat er op zijn geboortedag, op 1 oktober, 1,2 miljard Chinezen zijn verjaardag vieren.
Maar helaas, er wordt op die dag iets anders gevierd en wel de Nationale Viering (guoging). Vijftig jaar geleden, op 1 oktober 1949, stond Mao Zedong op het bordes van de Poort van de Hemelse Vrede – eens de hoofdingang van het keizerlijk paleis onder de Ming- en Qing-dynastie – en riep de Volksrepubliek uit met de historische woorden:
‘Landgenoten.vandaag is het Chinese volk opgestaan!’
Hierin lag alles besloten wat de Chinezen lange tijd hadden ontbeerd, maar wat Mao hen uiteindelijk had geschonken: een nationale identiteit om trots op te zijn. De oudere generatie kan nog glunderend vertellen over de zinderende sfeer in de vroege jaren van het nieuwe China: het gevoel van saamhorigheid, de trots om eindelijk het hoofd op te kunnen heffen tegenover de wereld en de drang het land uit zijn as te doen herrijzen.
Sinds de eerste opiumoorlog in 1839, onderging China meer dan een eeuw lang vele opstanden en oorlogen. Het verzwakte keizerrijk onder de Qingdynastie leed nederlaag op nederlaag in de strijd tegen het buitenland. Elk verlies werd onderstreept met een ‘Ongelijk Verdrag’ waarin stukken van China, zoals Hongkong, Taiwan en delen van de provincies Fujian en Shandong, werden verpacht of overgedragen aan imperialistische mogendheden. Bovendien werden hoge herstelbetalingen geeist om de ‘geleden oorlogsschade’ te vergoeden. Bij de rechtvaardiging van de imperialistische expansie werd het Chinese volk als minderwaardig geportretteerd. Een Japanse officier, verantwoordelijk voor massa-executies tijdens de ‘verkrachting van Nanking’ in 1937, vergeleek het uitmoorden van Chinezen met het slachten van varkens. De Nederlandse minister van Justitie J. Donner, of een van zijn naaste medewerkers, bezigde in de jaren ’30 de term: ‘Chinezen en ander Aziatisch ongedierte’.
In die lange periode van vernedering van China ontstonden verschillende hervormingsbewegingen die het land wilden versterken door de introductie van Westerse technologieën, wapens en ideeën over staatsinrichting. Het volk heroriënteerde zich op zijn identiteit door de oude confucianistische waarden beurtelings te vervloeken, te verbeteren, te behouden of juist af te schaffen. Maar dit alles ten spijt eindigde de ‘eeuw van vernedering’ niet eerder dan met de stichting van de Volksrepubliek, toen de soevereiniteit over het Chinese grondgebied wezenlijk was herwonnen. Niet herwonnen waren internationale erkenning en respect. Voor lange tijd voelde China zich geschoffeerd door de internationale gemeenschap, behandeld als een paria en als een ontwikkelingsland dat niet bij de groten der aarde aan tafel mocht aanschuiven.
De Sino-Amerikaanse verhoudingen bevonden zich lange tijd beneden het vriespunt. Op een topconferentie in 1954 in Genève weigerde John Dulles, president Eisenhowers minister van Buitenlandse Zaken, de witgestoken hand te schudden van premier Zhou Enlai. Ondanks het jarenlange verzet van Amerika, werd China in 1971 lid van de Verenigde Naties – ten koste van Taiwan. Amerika knoopte echter pas in 1979 diplomatieke betrekkingen met China aan. Een ander heikel punt zijn de Sino-Japanse relaties. De ‘verkrachting van Nanking’ waarbij naar schatting tweehonderdzestigduizend tot vierhonderduizend burgers zijn omgekomen, is lange tijd verzwegen in de Japanse schoolboeken. En tot op heden weigert Japan een officieel schriftelijk excuus aan te bieden voor de oorlogsmisdaden begaan in China.
Eigenlijk heeft China pas sinds de laatste paar jaren het imago gekregen dat het zich waardig acht: dat van een toekomstige grootmacht én van een schoolvoorbeeld van succesvolle economische hervormingen. Het internationale respect dat hiermee wordt afgedwongen en de verlokkingen van de mark leidden tot een kentering in het mensenrechtendebat: van confrontatie tot constructieve dialoog. Nu de Volksrepubliek met de nodige egards wordt behandeld, wil het zich ook als een verantwoordelijke speler op het internationale veld afficheren. Tijdens de recente Aziē-crisis heeft China zich nadrukkelijk geprofileerd als de stabilisator van de regio, door de renminbi bewust niet te devalueren.
China verlangt nog immer dat Japan en het Westen zich voor hun imperialisme verontschuldigen. De uiteindelijke vorming van een evenwichtige nationale identiteit is afhankelijk van erkenning door de internationale gemenschap en China’s acceptatie van het eigen verleden. Hopelijk kunnen we op 1 oktober eens vieren dat het Chinese verwijt heeft plaatsgemaakt voor acceptatie. In het oude China vierde men een heuglijke gebeurtenis door iemand de kostbare huid van een hert te schenken met de hartelijke wensen, zoals het karakter qing laat zien.
Peter Ho
Kalligrafie: Sylvia Ho-Chang