Slauerhoff’s Shanghai

Oorlogsschepen, opium en dansmeisjes

Nergens heeft Slauerhoff zich zo direct uitgesproken als in zijn dagboek dat hij op zijn reizen bijhield. Tussen 1925 en 1927 bezocht hij enkele malen Shanghai als scheepsarts in dienst van de Java-China-Japan Lijn. Hierin schetst hij het troosteloze uitgaansleven van de westerling in Shanghai.

Maar ook levert het de ultieme omschrijving op van Shanghai in de twintiger jaren:

“Is dit China? Ach, een Europeesch vierkantje in gele oneindigheid”.

In augustus 1925 had Slauerhoff zich te Genua als passagier ingescheept op het s.s. ’Vondel’ van de stoomvaartmaatschappij ‘Nederland’, met het voornemen in het Verre Oosten werk te zoeken als scheepsarts. Te Batavia tekende hij op 21 september een contract voor twee jaar bij de Java-China-Japan Lijn, ingaand op de datum van aanmonstering: 23 september.

In een brief van 5 december uit Semarang aan Arthur Lehning omschrijft hij zijn toekomstplannen:

‘De twee jaar doorvaren, terugkeeren een tijd, vive la liberté en dan een vaart zien te krijgen, die van tijd tot tijd in Holland komt. […] Maar alles kan anders Iopen. In Canton zitten de bolsjewiki tegenover de Engelschen in Hongkong, dat vol oorlogsschepen ligt en niet met vredige bedoelingen’.

Met de Tjileboet maakt hij vijf reizen naar China en Japan. Daarna wordt hij overgeplaatst op de Tjisaroea. Op deze boot, die op 23 oktober 1926 uit Batavia vertrekt, begint Slauerhoff zijn dagboek. Over de tocht langs de Chinese kust schrijft hij aan Lehning:

‘De kustreis is doodelijk vervelend. De meeste havens zijn geciviliseerd (en gesyphiliseerd natuurlijk). Een enkele is nog origineel. Het varen zelf gaat ook hog wel, maar dat is zeldzaam’.

Gespannen sfeer

In februari 1927 was er in Shanghai een strijd gaande tussen de communisten, nationalisten en warlords. Duizenden vluchtelingen overspoelden de stad. Arbeiders organiseerden stakingen, die bloedig werden neergeslagen. Begin 1927 werden Britse, Amerikaanse, Japanse, Franse, Italiaanse, Nederlandse en Spaanse troepen in de stad gelegerd. In februari beschrijft Slauerhoff de gespannen sfeer in deze periode als volgt:

‘Over Ch. (Ch. is Shanghai) en de Yang tse schijnen de neevlen, de rookwolken van de oorlogsschepen nog drukkender te liggen dan anders. In het midden van de rivier ligt een lange lijn grijze kruisers van alle naties, die pavoiseren wegens Lincoln day (red. De Tjimanoek was 21 en 22 februari te Shanghai. Slauerhoff zal dus Washington’s Birthday op 22 februari hebben bedoeld). Verderop liggen de jonken in dichte sombere drommen, een diep maar laag mastbosch met groote breede blaren. Daarachter de vuile huizenzee van de Chineesche stad waarboven een toren met een kruis uitsteekt als vesting.’

Aan wal maakte Slauerhoff zwerftochten door de stad. Op 21 november 1926 schrijft hij in zijn daghoek:

‘Tiffin bij de kantoorlui. Drank, drukte, gegrinnik, na dessert gesepareerd, schuine moppen. Dolend door de concessie. Prikkeldraad. Chinese life. Europeesch park, zachte zachte herfst. Kinderen, vijvers, perken, paters in prieelen. Is dit China? Ach, een Europeesch vierkantje in gele oneindigheid’.

Nachtleven

In november 1926 bezocht Slauerhoff enige uitgaansgelegenheden. Onder meer het Astor House, waar hij de arts Bosch ontmoette. T. Bosch van bet Hope and Wilhelmina Hospital op Kulangsu, Amoy, is de arts aan wie Slauerhoff bet gedicht ‘Het eiland Kau Lung Seu’ opdroeg.

Dokter Taeke Bosch

Op 21 november 1926 schrijft hij:

‘Avond. Het Astor Hotel (red. Astor hotel is het huidige Pujiang Hotel. De wufte menigte.Het bête paar nog steeds belust, diep teleurgesteld door de onverwacht groote weerstand die hun fatsoen opleverde tegen de zonde-aanschouwing. Poor, poor ones. In vestibule Bos, forlorn, zich vastklampend. Ook deze man Gods belust op vermaak. Let us join the party. Hoe dwaas deze presbyteriaan met deze leege vaten. Bijbelsch, Amerikaansch, Hollandsch met society chat’.

Later die avond bezoekt hij her Majestic Café, het grootste amusementspaleis van Shanghai, dat hij nogal cryptisch beschrijft:

‘Majestic groot, leeg, koud, groen marmer, ijdelheid, stompheid, Engelsch. Plaza. Volte. De negerin, smoking groen. Charleston, wegschuivend, rythmisch tot in de vingertoppen, stilstaand deinend als een waterplant in wild kort bewogen zee’.

Deze dagboekfragmenten verwerkt hij later in verhalen als ‘Larrios’ en ‘Such is life in China’ uit “Schuim en As: Beide verhalen beschrijven het troosteloze nachtleven in bordelen en dansgelegenheden:

‘Tot vier uur was ik in een huurdansgelegenheid blijven zitten, hopend iets dat op tederheid leek te kunnen kopen. Alles was daar gedaan om het te doen lijken op een feest. Er hingen guirlandes en serpentines, de muziek was stemmingsvol, de dansmeisjes hadden fancy-dress en waren met Iovertjes en sterren bedekt, maar zij lachten alleen als iemand hen ten dans noodde door hen aan te stoten. In de overige ogenblikken staarden zij voor zich uit, sommigen star, anderen droevig, en behalve zij die op het hoogtepunt van een roes verkeerden, waren alle bezoekers die aan hun tafeltjes rondom de balustrade of onder de palmen langs de wanden zaten somber en gedrukt.’

Opium

Of Slauerhoff bij bet schrijven van bovenstaande fragmenten uit zijn dagboek onder invloed was van opium is heel goed mogelijk. Tijdens zijn regelmatige bezoeken aan Shanghai raakte Slauerhoff bevriend met het Franse echtpaar Paul en Claire Foulentier. Paul was havenloods en schrijver van enkele verhalen. In hun woning woont hij enkele opiumsessies bij.

Op 5-8 november schrijft hij hierover in zijn dagboek:

‘Na een uur is de weidadige werking voorbij. Ik ontwaak stikkend, hurk ineen, de uren der nacht gaan langzaam voorbij, buiten is de nevel dik en de stilte ondoordringbaar en toch heb ik een groot verlangen de nacht in te gaan, uit dit kleine hok, met deze zoete lucht die ik altijd met chineezen associeer, met dit doffe roode licht, de zwaarlijvige figuur in kimono naast mij, de karakters die voor ons niets betekenen. Ik hurk ineen en vloek en denk: waarom zit ik hier, waarom zit ik hier, waarom geeft dit mij nu weer geen genot, alleen last en stikkingskramp’.

Zijn kater over de ledigheid van bet uitgaansleven in Shanghai, uit Slauerhoff op 21 november, als hij euforisch aan boord van de Tjisaroea zijn dagboek begint met:

‘Eindelijk, eindelijk weer gewerkt. Dadelijk opgewekt en ontrukt aan de atmosfeer waarin drank, rook, lawaai de vroolijkheid er in moet houden. Nog eens gevoeld hoe ’t mogelijk is naast het leven te leven. Door te scheppen; scheppend geen vraag: hoeveel de opbrengst?’

En scheppen deed hij. Zijn impressies van Shanghai zijn stuk voor stuk bronnen van inspiratie en terug te vinden in romans als ‘Het verboden rijk’ en ‘Het leven op aarde’.                             •

Geraadpleegde literatuur:

– Pos J., Van verre havens, het werk van Slauerhoff en de Chinese werkelijkheid.

Amsterdam 1987.

– Slauerhoff, J., Dagboek. Met een inleiding van K. Lekkerkerker. Amsterdam 1957.

– Lehning, A., Brieven van Slauerhoff. ’s Gravenhage 1955.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s