Een listig speeltje

Vliegers in China

Volgens de overlevering waren Mo Di en Gongshu Ban, die leefden in de vierde eeuw voor onze jaartelling, de uitvinders van de vlieger. De Han Fei Zi, een geschiedkundig en filosofisch werk uit de derde eeuw v. Chr., meldt: “Meester Mo deed er vier jaar over om een houten adelaar te bouwen Daarmee vloog hij met succes een dag lang, totdat de adelaar werd vernietigd.”

Mo Di noemt zelf Gongshu Ban als de ware uitvinder van de vlieger: “Meester Gongshu maakte een ekster van hout en bamboe. Toen die af was, steeg hij op en bleef hij drie dagen in de lucht zonder te vallen.” Een andere bron maakt meiding van een vlieger, gebouwd door Gongshu (Lu) Ban, die mensen kon vervoeren: “Lu Ban had geholpen bij de bouw van een pagode in Liangzhou. Daar had hij , een houten adelaar gemaakt waarop hij naar huis kon vliegen door drie maal op de wig te kloppen. In de Periode van de Zes Koninkrijken bouwde Lu Ban nog een houten adelaar, waarmee de hoofdstad van de staat Song bespioneerd werd.”

Volgens de overlevering waren Mo Di en Gongshu Ban, die leefden in de vierde eeuw voor onze jaartelling, de uitvinders van de vlieger. De Han Fei Zi, een geschiedkundig en filosofisch werk uit de derde eeuw v. Chr., meldt: “Meester Mo deed er vier jaar over om een houten adelaar te bouwen Daarmee vloog hij met succes een dag lang, totdat de adelaar werd vernietigd.”

Mo Di noemt zelf Gongshu Ban als de ware uitvinder van de vlieger: “Meester Gongshu maakte een ekster van hout en bamboe. Toen die af was, steeg hij op en bleef hij drie dagen in de lucht zonder te vallen.” Een andere bron maakt meiding van een vlieger, gebouwd door Gongshu (Lu) Ban, die mensen kon vervoeren: “Lu Ban had geholpen bij de bouw van een pagode in Liangzhou. Daar had hij , een houten adelaar gemaakt waarop hij naar huis kon vliegen door drie maal op de wig te kloppen. In de Periode van de Zes Koninkrijken bouwde Lu Ban nog een houten adelaar, waarmee de hoofdstad van de staat Song bespioneerd werd.”

Strategie

Uit de literatuur blijkt dat de eerste vliegers, van hout en bamboe, werden gemaakt in de Periode van Lente en Herfst (770 – 476 v. Chr.). Pas zo’n duizend jaar later kwamen ze in zwang als speelgoed. Daarvoor werden ze gebruikt voor militaire doeleinden. De eerste vlieger voor militair gebruik was die, die Lu Ban maakte om vanuit Chu de staat Song te bespioneren en een strategie voor de aanval te bepalen.

In het jaar 202 v. Chr. werd een vlieger ingezet in de oorlog tussen de staten Chu en Han. De Han bouwden een vlieger waarop ze een licht gebouwde man lieten meevliegen. Deze Zhang Liang speelde op zijn fluit en zong de melodieën van Chu. Dankzij de gunstige wind bereikte de muziek de kampen van Chu, waardoor de soldaten heimwee kregen. De koning van Chu, Xiang Yu, zag dat de situatie hopeloos was en moest zich in alle haast terugtrekken. Zo werd de vlieger ook gebruikt als wapen in de psychologische oorlogvoering. Vliegers werden ook gebruikt om afstanden te meten en om boodschappen over te brengen. Ook Marco Polo maakt melding van bemande vliegers. Hij was getuige van

een ritueel dat werd gehouden bij de tewaterlating van schepen en dat diende om vast te stellen of het schip een voorspoedige reis zou maken. Rond 1285 zag hij hoe in Quanzhou ‘een dwaas of een dronkaard’ aan een reusachtige vlieger werd gebonden die bij harde wind werd opgelaten. Als de vlieger recht de lucht in ging, zou het schip een voorspoedige reis voor de boeg hebben. Maar als de vlieger niet wilde opstijgen, betekende dat dat de reis voortijdig zou eindigen. Het schip bleef dat jaar dan in de haven.

Lampions

Rond het jaar 800 begon men lampions van bamboe te maken die langs een vliegerlijn omhoog werden gebracht. De lantaarns waren cilindrisch van vorm en bekleed met stof of papier. Ze werden met rollers aan het vliegertouw gemaakt, soms in series van twee tot vijf exemplaren, en met behulp van de wind gleden ze omhoog langs de lijn. Vaak werden deze lampions beschilderd met gouden bloemen en wijnranken.

Deze lampions werden verschillende keren verboden door het keizerlijk hof van de Tang, omdat ze bij droog weer en sterke wind tot rampen konden leiden. Wanneer ze landden in stro of hout, konden ze branden veroorzaken die vele families troffen.

Er werden niet alleen lantaarns aan de vliegers bevestigd, maar ook ‘muziekinstrumenten’. In de Tang begon men met het op de vlieger monteren van een boog waarop een of meer snaren gespannen waren. Als de snaren wind vingen, produceerden ze verschillende tonen, afhankelijk van de windsterkte. Aan dit idee dankt de vlieger ook zijn naam in het Chinees: met fengzheng (‘wind-citer’)worden alle soorten vliegers bedoeld, niet alleen die met een snaarinstrument erop. In de tiende eeuw kwam Li Ye op het idee om een fluit van bamboe te monteren op een vlieger. Doordat de wind door de gaten van de fluit blies, ontstond het geluid. Veel Chinese keizers hielden zich bezig met vliegers. Song-keizer Huizong was zelf een eminent kunstenaar en hij stelde de Vliegerhandleiding van Xuanhe samen (Xuanhe was de naam van zijn regeringsperiode). Dit standaardwerk beschreef zowel de bouw van het bamboe frame als het bespannen en beschilderen van de vliegers. Ze werden gemaakt van papier of zijde, en al de beschreven vliegers hadden nog de zogenaamde ‘zachte vleugels’ (los aan de onderkant) en hadden de vorm van vogels.

Zuidelijke haviken 

In de Song- en Yuan-dynastieën waren vliegers een populair soort vermaak geworden en maakten ze deel uit van alle mogelijke festiviteiten. In de Ming werden ze opnieuw officieel verboden, waarschijnlijk vanwege het brandgevaar. Desondanks bleef vliegeren populair.

Li Dou spreekt in zijn boek ‘Fraai beschilderde plezierboten van Yangzhou’ uit de Qing-dynastie ook van vliegers waarop snaren gespannen waren. Volgens zijn beschrijving was de eigenlijke vlieger maximaal drie meter in doorsnee en was de staart zo’n acht meter lang. Er waren vliegers in de vorm van krabben, duizendpoten, vlinders, libellen of het karakter fu (geluk).

Ook verscheen ‘Een onderzoek naar de kunst van de zuidelijke haviken en noordelijke vliegers’, een standaardboek over vliegers. Het wordt wel toegeschreven aan Cao Xueqin, de auteur van ‘De droom van de rode kamer’. Het was geschreven in versvorm en beschreef de ontstaansgeschiedenis van de vlieger en de technieken van het maken van het frame, het bespannen en het vliegeren. In de tijd dat het boek verscheen (rond 1750) waren ook de vliegers met ‘harde vleugels’, zoals de ‘zwaluwen’, ontstaan. De vliegers met ‘zachte vleugels’ hadden nu ook hun intrede gedaan in het noorden van China. Het boek is verloren gegaan, maar in ‘De droom van de rode kamer’ beschrijft Cao ook hoe vliegers werden opgelaten.

In recente tijden zijn de vliegers van ‘vliegermaker Wei’ (Wei Yuantai, 1872-1962) uit Tianjin beroemd, net als die van de familie Ha uit Peking. Wei Yuantai maakte onder andere vlinders en hij bedacht de opvouwbare vlieger. De beroemdste ontwerpen van de familie Ha zijn de ‘sprookjesdraak’ en de libel.

Insekten en watervogels.

De traditionele vliegers worden gemaakt van bamboe, bespannen met papier of zijde en zijn plat, gebogen of doosvormig. Daarnaast bestaat de serie-vlieger, een draak of duizendpoot. De twee belangrijkste bouwwijzen zijn de ‘harde’ en de ‘zachte vleugels’ en het frame kan uit één stuk zijn of opvouwbaar. Er zijn zeven hoofdcategorieën van decoraties: personages, voorwerpen, karakters, bloemen, vogels, planten en insekten.

De vlieger met ‘zachte vleugels’ komt uit het zuiden, waar het klimaat subtropisch en vochtig is. Ze zijn meestal imitaties van de natuur en zien eruit als vogels, insekten, watervogels of andere dieren. De onderkant van de vleugels hangt los, zodat die klappert in de wind. Deze vliegers waren de eerste imitatie van vogels in de lucht.

De vlieger met ‘harde vleugels’ is afkomstig uit het noorden. Hier is de wind onvoorspelbaar en moet de vlieger bestand zijn tegen windstoten. De ‘harde’ vleugels zitten niet los aan de onderkant, maar zijn rondom op het frame gespannen. Vaak moet hier ook een staart worden gebruikt om de vlieger stabiel te laten vliegen. De lengte van de staart is afhankelijk van de kracht van de wind. Naar verluidt werd Cao Xueqin geïnspireerd door de vlucht van de zwaluw en bedacht hij nieuwe methodes om de ‘harde’ vleugel te bespannen. Omdat zwaluwen paren vormen voor het leven en elk jaar terugkeren naar hetzelfde nest, worden ze als metafoor voor mensen gebruikt en gezien als geluksbrengers. Er is dan ook een scala van zwaluw-types, die elk een menselijk type vertegenwoordigen: de dikke zwaluw staat voor de volwassen man, de dunne zwaluw voor de volwassen vrouw, de dubbele zwaluw voor het echtpaar, enzovoort.

Bananenblad

Een derde type vlieger is de ‘platte’ vlieger. Dit is de meest geziene vlieger in China en er zijn zowel ‘harde’ als ‘zachte platte vliegers. De eerste vliegers van di type werden bekleed met bamboe- of bananeblad in plaats van papier. De grootste ‘platte’ vlieger is de ‘deurvlieger’ die zo groot is als een deur en een staart heeft van tien meter lang.

Een groot aantal platte vliegers achter elkaar gemonteerd levert de serievlieger op, die er uitziet als een draak of een duizendpoot. Drakenvliegers kunnen bestaan uit enkele honderden vliegers en kunnen ook bestaan uit een serie van vliegerparen aan weerszijden van een dunne stok. Uit de lantaarns die aan de vliegerlijn gebonden werden, onstonden de ‘paleislantaarns’, de vliegers in de vorm van een lampion. Er zijn ook gecombineerde lantaarnvliegers en vliegers in de vorm van een wateremmertje. Een laatste vorm is die van de ‘parasoldrager’. Oorspronkelijk hadden ze de vorm van een figuurtje met een parasol, maar ook soortgelijke ontwerpen, zoals een vaas met bloemen, vallen onder dit type.

Negen zonnen 

Naast de genoemde vliegerdecoraties zijn er decoraties met een mythologische achtergrond. Ten eerste is er het drakenmotief. De draak werd gezien als symbool voor de keizer (of de keizer als een aardse draak) en men geloofde dat de draak voor regen kon zorgen. Naast drakendansen werden drakenvliegers dan ook gebruikt om regen af te smeken. ‘Platte’ vliegers, beschilderd met draken, dienden om een succesvolle carrière voor de zoon des huizes te bewerkstelligen: zoals de draak met gemak de wolken besteeg, zo moest de zoon de maatschappelijke ladder beklimmen. De feniks is de vrouwelijke of yin-tegenhanger van de draak. Ze verbeeldt de keizerin en wordt gezien als brenger van geluk. Feniks-vliegers zijn altijd uitbundig beschilderd in felle kleuren.

De tweede mythologische decoratie is het vleermuismotief. Het chinese woord voor ‘vleermuis’, fu, is homoniem met dat voor ‘geluk’, zodat ook de vleermuis als geluksbrenger wordt gezien. Vleermuisvliegers hebben niet per se de vorm van een vleermuis. Er is ook een ‘zwaluw’ die beschilderd is met vijf vleermuizen. Die vertegenwoordigen elk een van de vijf zegeningen: lang leven, welvaart, vrede, morele kracht en een zachte, natuurlijke dood. Er is ook een zwaluwvlieger die beschilderd is met talloze vleermuizen. Die vormen samen de tekening van de zwaluw.

Ten slotte worden er ook vaak mythen en legenden afgebeeld op vliegers. Het paar Liang Shanbai en Zhu Yingtai vormt een zeer geliefd thema dat op vliegers wordt afgebeeld. Het stel, uit de naar hen genoemde opera, veranderde in een paar vlinders nadat ze tot zelfmoord waren gedwongen.

Ook het thema van Hou Yi die zonnen neerschiet, wordt gebruikt. Toen er tijdens de Yin-dynastie (tweede millennium v. Chr.) negen zonnen tegelijk aan de hemel verschenen, kreeg Hou van keizer Yao de opdracht om er acht neer te schieten en zo de aarde te redden van de uitdroging.

De cicade verbeeldt de legende van de koningin van Qi, die stierf omdat haar man haar slecht behandelde. Zij keerde terug als cicade, die tjirpte voor het raam van de koning. Hierdoor kreeg hij spijt en gaf hij haar postuum de titel ‘Vrouwe van Q!n’. Andere mythologische afbeeldingen zijn van kraanvogels en eksters.

Volle vlucht 

Van oudsher wordt er op festivals in China gevliegerd. Het Chinese nieuwjaar, het drakenbootfeest en de negende-van-de-negende zijn hiervoor bij uitstek geschikt. In verschillende plaatsen in Guangdong wordt laatste feest uitbundig gevierd met vliegerwedstrijden. Er worden reusachtige vliegers gebouwd van bamboestokken zo dik als een arm, die zo groot zijn ‘als het plaatselijke dorsveld’. Bovenaan de vliegerlijn wordt een scherp mes met twee lemmeten bevestigd..Op de dag van het festival worden de vllegers van alle dorpen opgelaten en de wedstrijd bestaat erin om met het mes bovenaan de vliegerlijn de vliegers van de andere teams los te snijden. De winnaar is het team dat met zijn vlieger de meeste andere vliegers Iossnijdt. De winnende ploeg krijgt een os, de tweede een varken en de derde een schaap. Bovendien wordt de winnende vlieger bewaard tot het feest van het volgende jaar. Deze mag dan als eerste het luchtruim in. Vliegers werden ook gebruikt bij de voorouderverering. Op het Qingmingfeest (5 of 6 april) werden na de voorouderceremonie vliegers opgelaten. Wanneer de avond naderde, werden de vliegers Iosgesneden. Men geloofde dat de vliegers die wegdreven met de wind, eventuele ziektes en rampen mee wegvoerden.

 

Jan Hoffmann

Uit: China NU, jaargang 20, nr 3, 1995

Plaats een reactie